Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32014O0043

    Richtsnoer (EU) 2015/571 van de Europese Centrale Bank van 6 november 2014 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/15 betreffende monetaire en financiële statistieken (ECB/2014/43)

    PB L 93 van 9.4.2015, blz. 82–102 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 31/01/2022; opgeheven door 32021O0835

    ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2015/571/oj

    9.4.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 93/82


    RICHTSNOER (EU) 2015/571 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 6 november 2014

    tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/15 betreffende monetaire en financiële statistieken (ECB/2014/43)

    DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 5.1, artikel 12.1 en artikel 14.3,

    Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1),

    Gezien Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (2),

    Gezien Richtsnoer ECB/2010/20 van 11 november 2010 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europese Stelsel van centrale banken (3),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het is noodzakelijk om de opstelling van statistieken betreffende de uitgifte van effecten te actualiseren om rekening te kunnen houden met actualiseringen van het Europees systeem van rekeningen 2010 en om te beginnen met de opstelling van statistieken betreffende de uitgifte van effecten door lege financiële instellingen („LFI's”) die securitisatietransacties binnen dit kader verrichten.

    (2)

    Voorts moeten de rapportageverplichtingen gewijzigd worden voor betalingstransacties waarbij niet-monetaire financiële instellingen zijn betrokken zoals vastgelegd in Richtsnoer ECB/2014/15 (4), waarbij de juiste registratie gegarandeerd wordt van bepaalde nationale betalingsinstrumenten en -diensten die niet expliciet vermeld zijn in of vallen onder Richtlijn 2007/64/EG van het Europees parlement en de Raad (5),

    HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Wijziging van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2014/15

    Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2014/15 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Deel 12 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit richtsnoer.

    2)

    In deel 16 wordt tabel 3 als volgt vervangen:

     

    „Verzonden

    Ontvangen

    Pro-memorieposten

    Aantal transacties

    Waarde van de transacties

    Aantal transacties

    Waarde van de transacties

    Transacties per type betaalinstrument

    Overboekingen

    Op elektronische wijze geïnitieerd

    waarvan:

     

     

     

     

    Geïnitieerd op eenmalige betalingsbasis

     

     

     

     

    waarvan:

     

     

     

     

    Op online banking gebaseerde elektronische betalingen

    Geo 1

    Geo 1

    Crediteringen op de rekeningen via eenvoudige girale boeking

    Geo 0

    Geo 0

    Debiteringen van de rekeningen via eenvoudige girale boeking

    Geo 0

    Geo 0

     

     

     

    Geldoverdrachten

    Geo 3

    Geo 3

    Geo 2

    Geo 2

    Transacties via telecommunicatie-, digitale of IT-drager

    Geo 1

    Geo 1

    Geo 2

    Geo 2

    Overige diensten (niet opgenomen in de richtlijn betalingsdiensten)

    Geo 4

    Geo 4

    —”

    3)

    In deel 16 wordt de volgende definitie toegevoegd:

    Overige diensten (niet opgenomen in de richtlijn betalingsdiensten) — betalingsdiensten met uitzondering van in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2007/64/EG vermelde diensten.”

    .

    Artikel 2

    Inwerkingtreding en implementatie

    1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

    2.   De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de maatregelen om te voldoen aan de bijlage bij dit richtsnoer en passen die met ingang van de datum van vaststelling toe.

    3.   De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de maatregelen om te voldoen aan artikel 1, lid 2, van dit richtsnoer en passen die vanaf 1 januari 2015 toe.

    Artikel 3

    Geadresseerden

    Dit besluit is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 6 november 2014.

    Namens de Raad van bestuur van de ECB

    De president van de ECB

    Mario DRAGHI


    (1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

    (2)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

    (3)  PB L 35 van 9.2.2011, blz. 31.

    (4)  Richtsnoer ECB/2014/15 van 4 april 2014 betreffende monetaire en financiële statistieken (PB L 340 van 26.11.2014, blz. 1).

    (5)  Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).


    BIJLAGE

    „DEEL 12

    Statistieken betreffende effectenemissies

    Sectie 1: Inleiding

    Statistieken betreffende effectenemissies voor het eurogebied leveren twee belangrijke aggregaten op:

    alle emissies door ingezetenen van het eurogebied in elke valuta, en

    alle wereldwijd gedane emissies in euro, zowel nationaal als internationaal.

    Een belangrijk onderscheid moet worden gemaakt op basis van het ingezetenschap van de emittent, waarbij de NCB's van het Eurosysteem tezamen alle emissies door ingezetenen van het eurogebied rapporteren (1). De Bank voor internationale betalingen (BIB) rapporteert emissies door de „rest van de wereld” (hierna aangeduid als RW), d.w.z. door alle niet tot het eurogebied behorende ingezetenen (met inbegrip van internationale organisaties die niet in het eurogebied gevestigd zijn).

    In de hiernavolgende tabel worden de rapportagevereisten samengevat.

     

    Effectenemissies

    Door ingezetenen van het eurogebied

    (elke NCB rapporteert over haar binnenlandse ingezetenen)

    Door RW-ingezetenen

    (BIB/NCB)

    Niet-eurogebiedlidstaten

    Overige landen

    In euro/nationale denominaties

    Blok A

    Blok B

    In overige valuta's  (2)

    Blok C

    Blok D

    niet vereist

    Sectie 2: Rapportagevereisten

    Tabel 1

    Blok A-rapportageformulier voor NCB's

     

    BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES

    Uitstaande bedragen

    Bruto-emissies

    Aflossingen

    Netto-emissies (4)

     

    A1

    A2

    A3

    A4

    1.   KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN  (3)

    Totaal

    S1

    S68

    S135

    S202

    ECB/NCB

    S2

    S69

    S136

    S203

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S3

    S70

    S137

    S204

    OFI's

    S4

    S71

    S138

    S205

    waarvan LFI

    S5

    S72

    S139

    S206

    Financiële hulpbedrijven

    S6

    S73

    S140

    S207

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S7

    S74

    S141

    S208

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S8

    S75

    S142

    S209

    Niet-financiële vennootschappen

    S9

    S76

    S143

    S210

    Centrale overheid

    S10

    S77

    S144

    S211

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S11

    S78

    S145

    S212

    Socialezekerheidsfondsen

    S12

    S79

    S146

    S213

     

     

     

     

     

    2.   LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN  (3)

    Totaal

    S13

    S80

    S147

    S214

    ECB/NCB

    S14

    S81

    S148

    S215

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S15

    S82

    S149

    S216

    OFI's

    S16

    S83

    S150

    S217

    waarvan LFI

    S17

    S84

    S151

    S218

    Financiële hulpbedrijven

    S18

    S85

    S152

    S219

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S19

    S86

    S153

    S220

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S20

    S87

    S154

    S221

    Niet-financiële vennootschappen

    S21

    S88

    S155

    S222

    Centrale overheid

    S22

    S89

    S156

    S223

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S23

    S90

    S157

    S224

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S24

    S91

    S158

    S225

     

     

     

     

     

    2.1.   waarvan vastrentende emissies:

    Totaal

    S25

    S92

    S159

    S226

    ECB/NCB

    S26

    S93

    S160

    S227

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S27

    S94

    S161

    S228

    OFI's

    S28

    S95

    S162

    S229

    waarvan LFI

    S29

    S96

    S163

    S230

    Financiële hulpbedrijven

    S30

    S97

    S164

    S231

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S31

    S98

    S165

    S232

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S32

    S99

    S166

    S233

    Niet-financiële vennootschappen

    S33

    S100

    S167

    S234

    Centrale overheid

    S34

    S101

    S168

    S235

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S35

    S102

    S169

    S236

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S36

    S103

    S170

    S237

     

     

     

     

     

    2.2   waarvan emissies met variabele rente:

    Totaal

    S37

    S104

    S171

    S238

    ECB/NCB

    S38

    S105

    S172

    S239

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S39

    S106

    S173

    S240

    OFI's

    S40

    S107

    S174

    S241

    waarvan LFI

    S41

    S108

    S175

    S242

    Financiële hulpbedrijven

    S42

    S109

    S176

    S243

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S43

    S110

    S177

    S244

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S44

    S111

    S178

    S245

    Niet-financiële vennootschappen

    S45

    S112

    S179

    S246

    Centrale overheid

    S46

    S113

    S180

    S247

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S47

    S114

    S181

    S248

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S48

    S115

    S182

    S249

     

     

     

     

     

    2.3.   waarvan nulcouponobligaties:

    Totaal

    S49

    S116

    S183

    S250

    ECB/NCB

    S50

    S117

    S184

    S251

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S51

    S118

    S185

    S252

    OFI's

    S52

    S119

    S186

    S253

    waarvan LFI

    S53

    S120

    S187

    S254

    Financiële hulpbedrijven

    S54

    S121

    S188

    S255

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S55

    S122

    S189

    S256

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S56

    S123

    S190

    S257

    Niet-financiële vennootschappen

    S57

    S124

    S191

    S258

    Centrale overheid

    S58

    S125

    S192

    S259

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S59

    S126

    S193

    S260

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S60

    S127

    S194

    S261

     

     

     

     

     

    3.   BEURSGENOTEERDE AANDELEN  (5)

    Totaal

    S61

    S128

    S195

    S262

    ECB/NCB's,

    S62

    S129

    S196

    S263

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S63

    S130

    S197

    S264

    OFI's

    S64

    S131

    S198

    S265

    Financiële hulpbedrijven

    S65

    S132

    S199

    S266

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S66

    S133

    S200

    S267

    Niet-financiële vennootschappen

    S67

    S134

    S201

    S268

     

     

     

     

     


    Tabel 2

    Blok C-rapportageformulier voor NCB's

     

    BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN/OVERIGE VALUTA'S

    Uitstaande bedragen

    Bruto-emissies

    Aflossingen

    Netto-emissies

     

    C1

    C2

    C3

    C4

    4.   KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

    Totaal

    S269

    S335

    S401

    S467

    ECB/NCB

    S270

    S336

    S402

    S468

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S271

    S337

    S403

    S469

    OFI's

    S272

    S338

    S404

    S470

    waarvan LFI

    S273

    S339

    S405

    S471

    Financiële hulpbedrijven

    S274

    S340

    S406

    S472

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S275

    S341

    S407

    S473

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S276

    S342

    S408

    S474

    Niet-financiële vennootschappen

    S277

    S343

    S409

    S475

    Centrale overheid

    S278

    S344

    S410

    S476

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S279

    S345

    S411

    S477

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S280

    S346

    S412

    S478

     

     

     

     

     

    5.   LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

    Totaal

    S281

    S347

    S413

    S479

    ECB/NCB

    S282

    S348

    S414

    S480

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S283

    S349

    S415

    S481

    OFI's

    S284

    S350

    S416

    S482

    waarvan LFI

    S285

    S351

    S417

    S483

    Financiële hulpbedrijven

    S286

    S352

    S418

    S484

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S287

    S353

    S419

    S485

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S288

    S354

    S420

    S486

    Niet-financiële vennootschappen

    S289

    S355

    S421

    S487

    Centrale overheid

    S290

    S356

    S422

    S488

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S291

    S357

    S423

    S489

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S292

    S358

    S424

    S490

     

     

     

     

     

    5.1.   waarvan vastrentende emissies:

    Totaal

    S293

    S359

    S425

    S491

    ECB/NCB

    S294

    S360

    S426

    S492

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S295

    S361

    S427

    S493

    OFI's

    S296

    S362

    S428

    S494

    waarvan LFI

    S297

    S363

    S429

    S495

    Financiële hulpbedrijven

    S298

    S364

    S430

    S496

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S299

    S365

    S431

    S497

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S300

    S366

    S432

    S498

    Niet-financiële vennootschappen

    S301

    S367

    S433

    S499

    Centrale overheid

    S302

    S368

    S434

    S500

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S303

    S369

    S435

    S501

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S304

    S370

    S436

    S502

     

     

     

     

     

    5.2.   waarvan emissies met variabele rente:

    Totaal

    S305

    S371

    S437

    S503

    ECB/NCB

    S306

    S372

    S438

    S504

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S307

    S373

    S439

    S505

    OFI's

    S308

    S374

    S440

    S506

    waarvan LFI

    S309

    S375

    S441

    S507

    Financiële hulpbedrijven

    S310

    S376

    S442

    S508

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S311

    S377

    S443

    S509

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S312

    S378

    S444

    S510

    Niet-financiële vennootschappen

    S313

    S379

    S445

    S511

    Centrale overheid

    S314

    S380

    S446

    S512

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S315

    S381

    S447

    S513

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S316

    S382

    S448

    S514

     

     

     

     

     

    5.3.   waarvan nulcouponobligaties:

    Totaal

    S317

    S383

    S449

    S515

    ECB/NCB

    S318

    S384

    S450

    S516

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S319

    S385

    S451

    S517

    OFI's

    S320

    S386

    S452

    S518

    waarvan LFI

    S321

    S387

    S453

    S519

    Financiële hulpbedrijven

    S322

    S388

    S454

    S520

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S323

    S389

    S455

    S521

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S324

    S390

    S456

    S522

    Niet-financiële vennootschappen

    S325

    S391

    S457

    S523

    Centrale overheid

    S326

    S392

    S458

    S524

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S327

    S393

    S459

    S525

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S328

    S394

    S460

    S526

     

     

     

     

     

    6.   BEURSGENOTEERDE AANDELEN

    Totaal

    S329

    S395

    S461

    S527

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S330

    S396

    S462

    S528

    OFI's

    S331

    S397

    S463

    S529

    Financiële hulpbedrijven

    S332

    S398

    S464

    S530

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S333

    S399

    S465

    S531

    Niet-financiële vennootschappen

    S334

    S400

    S466

    S532


    Tabel 3

    Blok A-rapportageformulier van pro-memoriepostenvoor NCB's

     

    BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES

    Uitstaande bedragen

    Bruto-emissies

    Aflossingen

    Netto-emissies

     

    A1

    A2

    A3

    A4

    6.   BEURSGENOTEERDE AANDELEN

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S533

    S544

    S555

    S566

     

     

     

     

     

    7.   NIET-BEURSGENOTEERDE AANDELEN

    Totaal

    S534

    S545

    S556

    S567

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S535

    S546

    S557

    S568

    OFI's

    S536

    S547

    S558

    S569

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S537

    S548

    S559

    S570

    Niet-financiële vennootschappen

    S538

    S549

    S560

    S571

     

     

     

     

     

    8.   OVERIGE DEELNEMINGEN

    Totaal

    S539

    S550

    S561

    S572

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S540

    S551

    S562

    S573

    OFI's

    S541

    S552

    S563

    S574

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S542

    S553

    S564

    S575

    Niet-financiële vennootschappen

    S543

    S554

    S565

    S576

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    1.   Ingezetenschap van de emittent

    Emissies door dochterondernemingen van niet-ingezetenen van het rapporterende land die actief zijn in het economisch gebied van het rapporterende land, moeten worden ingedeeld als emissies door ingezeten eenheden van het rapporterende land.

    Emissies door hoofdkantoren die gevestigd zijn in het economisch gebied van het rapporterende land en internationaal actief zijn, moeten eveneens worden beschouwd als emissies door ingezeten eenheden. Emissies door hoofdkantoren of dochterondernemingen die gevestigd zijn buiten het economisch gebied van het rapporterende land, maar eigendom zijn van ingezetenen van het rapporterende land, moeten worden beschouwd als emissies door niet-ingezetenen. Bijvoorbeeld, emissies door Volkswagen Brazil worden beschouwd als te zijn gedaan door ingezeten eenheden van Brazilië en niet van het gebied van het rapporterende land. Indien een onderneming geen fysieke dimensie heeft, wordt de vestigingsplaats ervan bepaald volgens het economische gebied waarvan de wetgeving van toepassing is op de oprichting of registratie van de onderneming (6).

    Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen, moet de rapportage van emissies door entiteiten voor specifieke doeleinden (special purpose entities — SPE's) bilateraal plaatsvinden, met betrokkenheid van de betreffende rapporteurs. De NCB's en niet de BIB moeten emissies rapporteren door SPE's die voldoen aan de criteria van ingezetenschap van het ESR 2010 en worden ingedeeld als ingezetenen van het eurogebied.

    2.   Sectoruitsplitsing van emittenten

    Emissies moeten worden ingedeeld naar de sector die de aansprakelijkheid voor de uitgegeven effecten op zich neemt. De sectorindeling omvat de volgende twaalf categorieën emittenten:

    ECB/NCB's,

    overige MFI's,

    OFI's,

    waarvan lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten,

    financiële hulpbedrijven,

    financiële instellingen binnen concernverband,

    verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (7),

    niet-financiële vennootschappen,

    centrale overheid,

    deelstaatoverheid en lagere overheid,

    socialezekerheidsfondsen,

    internationale instellingen.

    In het geval van effecten die uitgegeven worden via SPE's waarbij niet de SPE aansprakelijk is voor de emissie maar de moederorganisatie, moet de emissie worden toegeschreven aan de moederorganisatie en niet aan de SPE. Bijvoorbeeld, emissies door een SPE van „Ajax Electronics”, een niet-financiële vennootschap gevestigd in „land A” van het eurogebied, zouden moeten worden toegerekend aan de sector niet-financiële vennootschappen en worden gerapporteerd door land A. De SPE en zijn moeder moeten echter ingezetenen in hetzelfde land zijn. Dus, indien de moedermaatschappij geen ingezetene is van het rapporterende land, moet de SPE worden beschouwd als een fictieve ingezetene van het rapporterende land, en moet de uitgevende sector afgestemd worden op de economische functie van de SPE. Bijvoorbeeld, indien „ACME Motors” een niet-financiële vennootschap, ingezetene in Japan is, die auto's produceert en „ACME Motor Finance” een in „land B” van het eurogebied gevestigde dochteronderneming, moeten emissies door ACME Motor Finance worden toegerekend aan financiële instellingen binnen concernverband in land B, omdat de moedermaatschappij ACME Motors geen ingezetene in hetzelfde land is. De enige uitzondering hierop vormen SPE's van de overheid, in welk geval de effecten worden geregistreerd als zijnde uitgegeven door de overheid in het land van de moedermaatschappij (8).

    Een overheidsonderneming die wordt geprivatiseerd door de emissie van beursgenoteerde aandelen moet tot de sector niet-financiële vennootschappen worden gerekend. Evenzo, een overheidskredietinstelling die geprivatiseerd wordt, moet worden gerekend tot de MFI's m.u.v. de centralebankensector. Emissies door huishoudens of instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens moeten worden ingedeeld als emissies door „niet-financiële vennootschappen”.

    3.   Looptijd van emissies

    Kortlopende schuldbewijzen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar, zelfs indien zij worden uitgegeven onder faciliteiten met een langere looptijd.

    Langlopende schuldbewijzen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van langer dan één jaar. Emissies met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing, waarvan de laatste na minstens één jaar, en emissies met onbepaalde looptijd worden ingedeeld bij de langlopende emissies.

    Een looptijduitsplitsing bij twee jaar, zoals in de MFI-balansstatistieken, wordt niet vereist.

    4.   Indeling van langlopende schuldbewijzen op basis van rentevoet

    Langlopende schuldbewijzen worden onderverdeeld in:

     

    Schuldbewijzen met vaste rente, d.w.z. schuldbewijzen die worden uitgegeven en afgelost tegen nominale waarde en schuldbewijzen die met disagio of agio worden uitgegeven.

     

    Schuldbewijzen met variabele rente, d.w.z. schuldbewijzen waar de coupon en/of de onderliggende hoofdsom wordt gekoppeld aan een algemene prijsindex voor goederen en diensten (zoals de consumptieprijsindex), een rentevoet, of een activaprijs die resulteert in een variabele nominale couponbetaling gedurende de looptijd van de emissie. Binnen het kader van statistieken betreffende schuldbewijzenemissies worden schuldbewijzen met gemengde rente ingedeeld als variabele rentevoet (9).

     

    Nulcouponobligaties uitgegeven met disagio, d.w.z. instrumenten zonder rentebetalingen die ver beneden de nominale waarde worden uitgegeven. Het grootste deel van het disagio is het equivalent van de rente die tijdens de looptijd van de obligatie wordt opgebouwd.

    5.   Indeling van emissies

    Emissies worden geanalyseerd in twee brede categorieën: a) schuldbewijzen (10), en b) beursgenoteerde aandelen (11). Schuldbewijzen uitgegeven door middel van onderhandse plaatsingen worden zoveel mogelijk opgenomen. Geldmarktpapier wordt zonder onderscheid opgenomen als onderdeel van schuldbewijzen. Niet-beursgenoteerde aandelen (12) en overige deelnemingen (13) mogen vrijwillig worden gerapporteerd als twee aparte pro-memorieposten. Uitgegeven aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen en andere beleggingsfondsen worden niet opgenomen.

    Het volgende is een niet-uitputtende lijst van in de statistieken van effectenemissies gedekte instrumenten:

    a)

    Schuldbewijzen

    i)

    Kortlopende schuldbewijzen

    Minimaal worden de volgende instrumenten opgenomen:

    schatkistbiljetten en overig kortlopend papier uitgegeven door de overheid,

    verhandelbaar kortlopend papier uitgegeven door financiële en niet-financiële vennootschappen. Er bestaat een breed scala aan terminologie voor dergelijk papier: „commercial paper”, handelswissels, promessen, „bills of trade”, wissels en depositocertificaten,

    kortlopende effecten uitgegeven onder langlopende gegarandeerde „note issuance facilities”,

    bankaccepten.

    ii)

    Langlopende schuldbewijzen

    De volgende instrumenten zijn illustratief en worden minimaal opgenomen:

    obligaties aan toonder,

    achtergestelde obligaties,

    obligaties met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing waarvan de laatste na minstens één jaar,

    eeuwigdurende obligaties,

    obligaties met variabele rente („variable rate notes”),

    converteerbare obligaties,

    gedekte obligaties,

    indexobligaties, waarbij de waarde van de hoofdsom is gekoppeld aan een prijsindexcijfer, de prijs van bepaalde goederen of een wisselkoersindexcijfer,

    „deep-discount”-obligaties, met kleine couponbetalingen en uitgegeven onder de faciale waarde,

    nulcouponobligaties,

    euro-obligaties,

    global bonds,

    onderhands geplaatste obligaties,

    effecten die ontstaan door de conversie van leningen,

    leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden,

    schuldbewijzen en andere vormen van vreemd vermogen die kunnen worden geconverteerd in aandelen van de emitterende onderneming of van een andere onderneming, zolang de conversie nog niet heeft plaatsgevonden. Conversieopties die beschouwd worden als financiële derivaten en gescheiden kunnen worden van de onderliggende obligatie, worden niet opgenomen,

    aandelen waarop een vast inkomen wordt betaald en die niet voorzien in een aandeel in de restwaarde van een onderneming bij liquidatie, inclusief niet-winstdelende preferente aandelen,

    vorderingen die verband houden met de securitisatie van leningen, hypothecaire leningen, kredietkaartschulden, transitorische posten en overige activa.

    De volgende instrumenten worden niet in deze categorie opgenomen:

    transacties in effecten die deel uitmaken van repo-overeenkomsten,

    emissies van niet-verhandelbare effecten,

    niet-verhandelbare leningen.

    b)

    Beursgenoteerde aandelen

    Beursgenoteerde aandelen omvatten het volgende:

    door naamloze vennootschappen uitgegeven aandelen,

    door naamloze vennootschappen uitgegeven winstbewijzen,

    door naamloze vennootschappen uitgegeven dividendaandelen,

    preferente aandelen die recht geven op een deel van de restwaarde van een vennootschap bij opheffing. Deze kunnen al dan niet op een erkende effectenbeurs zijn genoteerd,

    onderhandse plaatsingen voor zover mogelijk.

    Indien een bedrijf geprivatiseerd wordt, waarbij de overheid een gedeelte van de aandelen van het geprivatiseerde bedrijf behoudt en het overige gedeelte op een gereguleerde markt wordt genoteerd, wordt de hele waarde van het kapitaal van het bedrijf geregistreerd als uitstaande bedragen in beursgenoteerde aandelen, aangezien alle aandelen te allen tijde potentieel tegen hun marktwaarde verhandelbaar zijn. Hetzelfde geldt indien een gedeelte van de aandelen wordt verkocht aan grote beleggers en alleen het resterende gedeelte, d.w.z. de vrij verhandelbare aandelen, op de beurs wordt verhandeld.

    Beursgenoteerde aandelen omvatten geen:

    bij de emissie te koop aangeboden aandelen waarop niet is ingeschreven,

    obligaties en andere bestanddelen van vreemd vermogen die in aandelen kunnen worden omgezet en worden opgenomen zodra ze in aandelen zijn omgezet,

    de deelnemingen van vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid,

    overheidsdeelnemingen in het kapitaal van internationale organisaties die de juridische vorm hebben van kapitaalvennootschappen,

    bonusaandelen, enkel op het tijdstip van emissie, en aandelensplitsingen; bonusaandelen en aandelensplitsingen worden echter zonder onderscheid opgenomen in de totale stand van beursgenoteerde aandelen.

    6.   Valuta van emissie

    Obligaties met dubbele valuta moeten worden ingedeeld volgens de denominatie van de obligatie. Obligaties met dubbele valuta worden gedefinieerd als obligaties die volgens plan worden afgelost of als coupon die wordt uitbetaald in een andere valuta dan de denominatie van de obligatie. Indien een global bond wordt uitgegeven in meer dan één valuta, moet elk gedeelte worden gerapporteerd als een afzonderlijke emissie, volgens de valuta van emissie. In het geval van emissies die in twee valuta's luiden, bijvoorbeeld 70 % in euro en 30 % in US-dollar, moeten de betreffende componenten van de emissie waar mogelijk afzonderlijk worden gerapporteerd volgens de valutadenominatie. Dus, in het gegeven voorbeeld wordt 70 % van de emissie gerapporteerd als een emissie in euro/nationale denominaties (14) en 30 % als een emissie in overige valuta's. Indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk vast te stellen, moet in de nationale toelichting worden aangegeven welke feitelijke indeling het rapporterende land heeft gemaakt.

    7.   Tijdstip van registratie van emissie

    Een emissie wordt geacht te hebben plaatsgevonden wanneer de emittent betaling ontvangt, en niet wanneer het syndicaat de verplichting op zich neemt.

    8.   Afstemming van standen en stromen

    NCB's moeten informatie verschaffen over uitstaande bedragen, bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies van kortlopende en langlopende schuldbewijzen en over beursgenoteerde aandelen.

    De hiernavolgende tabel illustreert de koppeling tussen standen (d.w.z. uitstaande bedragen) en stromen (d.w.z. bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies). In de praktijk is deze koppeling complexer vanwege prijs- en wisselkoersschommelingen, herbelegde (d.w.z. opgelopen) rente, herindelingen, herzieningen en andere aanpassingen.

    i)

    Uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode

    Uitstaande emissies aan het einde van de vorige verslagperiode

    +

    Bruto-emissies in de verslagperiode

    Aflossingen in de verslagperiode

    +

    Herindelingen en overige aanpassingen

    ii)

    Uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode

    Uitstaande emissies aan het einde van de vorige verslagperiode

    +

    Netto-emissies in de verslagperiode

     

     

    +

    Herindelingen en overige aanpassingen

    a)   Bruto-emissies

    Bruto-emissies in de verslagperiode omvatten alle emissies van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen waarbij de emittent nieuw gecreëerde effecten contant verkoopt. Ze hebben betrekking op de normale creatie van nieuwe instrumenten. Het tijdstip waarop emissies zijn afgesloten, wordt gedefinieerd als het tijdstip waarop de betaling plaatsvindt; de registratie van emissies moet daarom zo goed mogelijk het tijdstip van betaling voor de onderliggende emissie weerspiegelen.

    Voor beursgenoteerde aandelen omvatten bruto-emissies de nieuw gecreëerde aandelen die tegen contante betaling worden uitgegeven door vennootschappen die voor het eerst op de beurs genoteerd worden, met inbegrip van nieuw opgerichte bedrijven of besloten vennootschappen die naamloze vennootschappen worden. Bruto-emissies omvatten eveneens de nieuw gecreëerde aandelen die tegen contante betaling worden uitgegeven tijdens de privatisering van overheidsbedrijven wanneer die een beursnotering krijgen. De emissie van bonusaandelen is hierbij niet inbegrepen (15). Bruto-emissies hoeven niet te worden gerapporteerd indien het enkel een notering van een onderneming betreft waarbij geen nieuw kapitaal wordt aangetrokken.

    De uitwisseling of overdracht van bestaande effecten tijdens een overname of fusie is niet inbegrepen (16) in de gerapporteerde bruto-emissies of aflossingen, behalve voor de nieuwe instrumenten die worden gecreëerd en uitgegeven tegen contante betaling door een entiteit ingezeten in het eurogebied.

    Emissies van effecten die later omgezet kunnen worden in andere instrumenten, moeten worden geregistreerd als emissies in hun oorspronkelijke categorie; bij omzetting moet worden geregistreerd dat zij uit die categorie zijn verwijderd en vervolgens voor hetzelfde brutobedrag zijn opgenomen in een nieuwe categorie (17).

    b)   Aflossingen

    Aflossingen in de verslagperiode omvatten alle terugkopen van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen door de emittent, waarbij de belegger contanten voor de effecten ontvangt. Het betreft het normale intrekken van instrumenten. Het bestrijkt alle schuldbewijzen die vervallen, alsook voortijdige aflossingen. Het omvat ook de terugkoop van bedrijfsaandelen, indien het bedrijf alle aandelen tegen contanten terugkoopt voorafgaande aan een wijziging van zijn juridische vorm, of een gedeelte van zijn aandelen tegen contanten terugkoopt en die vervolgens intrekt, hetgeen tot een kapitaalverlaging leidt. Het betreft niet de terugkoop van bedrijfsaandelen indien het gaat om beleggingen door een bedrijf in eigen aandelen (18).

    Aflossingen hoeven niet te worden gerapporteerd indien het enkel een beëindiging van de beursnotering betreft.

    c)   Netto-emissies

    Netto-emissies zijn de saldi van alle emissies minus alle aflossingen die zich in de verslagperiode hebben voorgedaan.

    De uitstaande bedragen aan beursgenoteerde aandelen moeten worden opgenomen tegen de marktwaarde van alle beursgenoteerde aandelen van de ingezeten entiteiten. De door een land in het eurogebied gerapporteerde uitstaande bedragen aan beursgenoteerde aandelen kunnen derhalve toenemen of afnemen na een verplaatsing van een beursgenoteerde entiteit. Dit geldt ook in het geval van een overname of fusie waarbij geen instrumenten worden gecreëerd en uitgegeven tegen contante betaling en/of afgelost tegen contante betaling en ingetrokken. Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen voor schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen in het geval van een verplaatsing van een emittent naar een ander land van ingezetenschap, moeten de NCB's de timing van de rapportage van een dergelijke gebeurtenis onderling afstemmen.

    9.   Waardering

    De waarde van een effectenemissie omvat een koerscomponent en, indien een emissie luidt in een andere valuta dan die van het rapporterende land, een wisselkoerscomponent.

    NCB's moeten schuldbewijzen tegen faciale waarde (19) noteren en beursgenoteerde aandelen tegen marktwaarde. Voor langlopende schuldbewijzen kunnen verschillende waarderingsmethoden worden gebruikt, afhankelijk van de soort rentevoet, hetgeen resulteert in een gemengde waardering van het geheel. Bijvoorbeeld, emissies met vaste en variabele rente worden doorgaans gewaardeerd tegen faciale waarde, en nulcouponobligaties tegen nominale waarde. In het algemeen gaat het bij nulcouponobligaties om relatief kleine bedragen, zodat de codelijst geen voorziening heeft voor een gemengde waarderingswaarde; het totaalbedrag aan langlopende effecten wordt tegen faciale waarde gerapporteerd. In gevallen waarin het bedrag van het verschijnsel toch significant is, wordt de waarde „Z” voor „niet gespecificeerd” gebruikt. In het algemeen, indien zich een situatie voordoet met gemengde waardering, zorgen de NCB's voor een gedetailleerde toelichting op het niveau van eigenschappen volgens de eigenschappen in bijlage III.

    a)

    Koerswaardering

    Standen en stromen van beursgenoteerde aandelen moeten worden gerapporteerd tegen hun marktwaarde.

    Wat betreft de registratie van standen en stromen van schuldbewijzen tegen faciale waarde wordt een uitzondering gemaakt voor obligaties die met groot disagio worden uitgegeven („deep-discounted”) en nulcouponobligaties, waarvoor de uitstaande bedragen en bruto-emissies worden geregistreerd tegen nominale waarde, d.w.z. de disagiokoers op het ogenblik van uitgifte en de aflossingen op de vervaldag tegen faciale waarde. De nominale waarde van het uitstaande bedrag van nulcouponobligaties kan worden berekend zoals hierna wordt aangegeven.

    Formula

    waarbij:

    A

    =

    nominale waarde = het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente

    E

    =

    disagiokoers op het ogenblik van uitgifte (betaalde bedrag op het moment van uitgifte)

    P

    =

    de faciale waarde (terugbetaald aan het einde van de looptijd)

    T

    =

    de looptijd vanaf de uitgiftedatum (in dagen)

    t

    =

    de tijd die verstreken is vanaf de uitgiftedatum (in dagen).

    De in verschillende landen gehanteerde koerswaarderingsprocedures kunnen enigszins verschillen.

    Koerswaardering volgens het ESR 2010, waarbij vereist wordt dat voor schuldbewijzen en aandelen stromen worden geregistreerd tegen de transactiewaarde en dat standen worden geregistreerd tegen de marktwaarde, geldt niet in deze context.

    Voor „deep-discounted”-obligaties en nulcouponobligaties wordt de lopende rente waar mogelijk berekend door de rapporterende NCB.

    b)

    Rapportagevaluta en wisselkoerswaardering

    NCB's moeten alle gegevens in euro aan de ECB rapporteren, met inbegrip van historische reeksen. Voor de omrekening in euro van door binnenlandse ingezetenen in overige valuta's uitgegeven effecten (blok C) (20), moeten NCB's zo goed mogelijk de op het ESR 2010 gebaseerde beginselen van wisselkoerswaardering volgen (21), en wel als volgt:

    i)

    uitstaande emissies moeten worden omgerekend in euro/nationale denominaties tegen de desbetreffende middenkoers zoals die geldt aan het einde van de verslagperiode, d.w.z. aan het einde van de laatste werkdag van de verslagperiode;

    ii)

    bruto-emissies en aflossingen moeten in euro/nationale denominaties worden omgezet met behulp van de middenkoers zoals die geldt ten tijde van de betaling. Indien het niet mogelijk is de exacte wisselkoers te bepalen die van toepassing is op de omrekening, mag een wisselkoers worden gebruikt die op het tijdstip van betaling zo dicht mogelijk bij de middenkoers ligt.

    10.   Begripsmatige consistentie

    Statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken worden gekoppeld ten behoeve van emissies van verhandelbare instrumenten door MFI's. De registratie van instrumenten is begripsmatig consistent met de MFI's die ze uitgeven, evenals de toewijzing van instrumenten aan looptijdcategorieën en de uitsplitsing naar valuta. Er zijn verschillen tussen statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken wat betreft de waarderingsbeginselen (d.w.z. met betrekking tot schuldbewijzen, faciale waarde voor de eerste en marktwaarde voor de laatste). Afgezien van waarderingsverschillen en de saldering van door henzelf aangehouden effecten op de balans van MFI's komt het uitstaande bedrag van door MFI's uitgegeven effecten dat wordt gerapporteerd ten behoeve van statistieken betreffende effectenemissies, voor ieder land overeen met post 11 („uitgegeven schuldbewijzen”) aan de passiefzijde van de MFI-balans. Kortlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, komen overeen met uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met één jaar. Langlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, zijn gelijk aan de som van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan één jaar en tot en met twee jaar en van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan twee jaar.

    NCB's moeten de dekking van de statistieken betreffende effectenemissies en van MFI-balansstatistieken controleren en eventuele conceptuele verschillen aan de ECB melden. Drie soorten consistentiecontroles worden uitgevoerd voor emissies door: a) NCB's in euro/nationale denominaties; b) MFI's m.u.v. centrale banken in euro/nationale denominaties; en c) MFI's m.u.v. centrale banken in overige valuta's. Conceptuele verschillen kunnen optreden tussen statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken, aangezien de statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken worden verkregen uit nationale rapportagesystemen die uiteenlopende doeleinden dienen.

    11.   Gegevensvereisten

    Van ieder land worden statistische rapportages verwacht voor iedere tijdreeks die van toepassing is. Indien een bepaalde post in een bepaald land niet van toepassing is, moeten NCB's de ECB daarvan prompt schriftelijk in kennis stellen en een toelichting geven. Indien het onderliggende verschijnsel niet bestaat, kunnen NCB's tijdelijk vrijgesteld worden van het rapporteren van een tijdreeks. In dat geval, of als er andere wijzigingen zijn in het in bijlage III beschreven rapportagekader, moeten NCB's dat eveneens melden. Voorts moeten zij de ECB op de hoogte brengen wanneer herzieningen worden toegezonden, met een toelichting op de aard van deze herzieningen.

    Sectie 3: Nationale toelichting

    Iedere NCB moet een rapport indienen met een beschrijving van de in dit kader verstrektegegevens die. Het rapport moet de hierna beschreven onderwerpen bestrijken en zo nauw mogelijk de voorgestelde lay-out volgen. NCB's moeten aanvullende informatie verschaffen indien de gerapporteerde gegevens niet conform dit richtsnoer zijn, of indien de gegevens niet verschaft worden, en de redenen hiervoor. Het rapport wordt tegelijkertijd met de gegevens ingediend.

    1.   Gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling: er moet gedetailleerde informatie worden gegeven over de gegevensbronnen die werden geraadpleegd om de statistieken betreffende effectenemissies samen te stellen: administratieve bronnen voor emissies door de overheid, directe rapportage van MFI's en andere instellingen, kranten en andere gegevensbronnen zoals de International Financial Review enz. NCB's moeten aangeven of de gegevens worden verzameld en opgeslagen per emissie, en de criteria daarvoor. Als alternatief moeten NCB's aangeven of de gegevens zonder onderscheid worden verzameld en opgeslagen als door individuele emittenten gedurende een verslagperiode uitgegeven bedragen, bijvoorbeeld voor systemen voor directe gegevensverzameling. NCB's moeten informatie verschaffen over de criteria die werden gebruikt om de informatieplichtigen en de in te dienen informatie te identificeren.

    2.   Compilatieprocedures: er moet een korte beschrijving worden gegeven van de methode die werd gebruikt om de gegevens in dit kader samen te stellen, bijvoorbeeld samenvoeging van informatie betreffende individuele effectenemissies, regelingen voor bestaande tijdreeksen en of ze al dan niet zijn gepubliceerd.

    3.   Ingezetenschap van de emittent: NCB's moeten aangeven of het mogelijk is de definitie van het ESR 2010 (en het IMF) met betrekking tot ingezetenschap volledig toe te passen bij de indeling van emissies. Indien dit niet mogelijk is, of slechts gedeeltelijk mogelijk is, moeten NCB's uitgebreid toelichten welke criteria feitelijk zijn gehanteerd.

    4.   Sectoruitsplitsing van emittenten: NCB's moeten afwijkingen aangeven van de in punt 2 van sectie 2 gedefinieerde sectoruitsplitsing van emittenten. De geïdentificeerde afwijkingen en eventuele andere onduidelijke aspecten moeten worden verklaard.

    5.   Valuta van emissie: indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk te identificeren, moeten NCB's afwijkingen van de regels toelichten. Voorts moeten NCB's die niet voor alle effecten een onderscheid kunnen maken tussen emissies in lokale denominaties, in overige euro/nationale denominaties en in overige valuta's, beschrijven waar dergelijke emissies zijn ingedeeld, en het totaalbedrag aangeven van de emissies die niet correct zijn toegerekend om de omvang van de vertekening aan te geven.

    6.   Indeling van emissies: NCB's moeten uitvoerige informatie verstrekken over de soort effecten die door de nationale gegevens worden bestreken, met inbegrip van de nationale benamingen ervan. Indien bekend is dat de dekking onvolledig is, moeten NCB's bestaande hiaten toelichten. In het bijzonder moeten de NCB's de hieronder opgesomde informatie verstrekken:

    —   onderhandse plaatsingen: NCB's moeten aangeven of deze al dan niet in de gerapporteerde gegevens zijn opgenomen;

    —   bankaccepten: indien ze verhandelbaar zijn en zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens voor kortlopende schuldbewijzen, moet de rapporterende NCB in de nationale toelichting de nationale procedures voor het rapporteren van deze instrumenten en hun aard toelichten;

    —   beursgenoteerde aandelen: NCB's moeten aangeven of niet-beursgenoteerde aandelen of overige deelnemingen zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens met een raming van het bedrag aan niet-beursgenoteerde aandelen en/of overige deelnemingen om de omvang van de vertekening te illustreren. NCB's moeten in de nationale toelichting eventuele bekende hiaten aangeven in de dekking van beursgenoteerde aandelen.

    7.   Instrumentenanalyse van langlopende schuldbewijzen: indien de som van de obligaties met vaste rente, met variabele rente en met nulcoupon niet gelijk is aan het totale bedrag voor langlopende schuldbewijzen, moeten NCB's de soort en het bedrag aangeven van langlopende effecten waarvoor een dergelijke uitsplitsing niet beschikbaar is.

    8.   Looptijd van emissies: indien de definities van kortlopende en langlopende schuldbewijzen niet strikt kunnen worden gevolgd, moeten de NCB's aangeven waar de gerapporteerde gegevens afwijken.

    9.   Aflossingen: NCB's moeten specificeren hoe ze de informatie over aflossingen afleiden en of de informatie wordt verzameld door directe rapportage of berekend op basis van de restwaarde.

    10.   Koerswaardering: NCB's moeten in de nationale toelichting in detail de waarderingsprocedure specificeren die gebruikt wordt voor a) kortlopende schuldbewijzen; b) langlopende schuldbewijzen; c) „discounted bonds”; en d) beursgenoteerde aandelen. Een verschil in de waardering voor standen en stromen moet worden toegelicht.

    11.   Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal: NCB's moeten specificeren in hoeverre de gegevens die in dit kader zijn samengesteld, voldoen aan de eisen van de gebruikers, d.w.z. voor maandelijkse gegevens, met een tijdigheid van vijf weken. De lengte van de tijdreeksen die worden verschaft, moet ook worden vermeld. Eventuele reeksbreuken moeten worden gerapporteerd, bijvoorbeeld verschillen die in de loop der tijd optreden in de registratie van effecten.

    12.   Herzieningen: NCB's moeten een korte toelichting voor eventuele herzieningen verschaffen en de reden en omvang ervan verduidelijken.

    13.   Geraamde dekking per instrument uitgegeven door binnenlandse ingezetenen: NCB's moeten nationale ramingen geven van de dekking van effecten voor elke categorie emissies door binnenlandse ingezetenen, d.w.z. emissies van kortlopende effecten, langlopende effecten, en beursgenoteerde aandelen, in lokale valuta's, in overige euro/nationale denominaties inclusief de ECU, en in overige valuta's volgens de onderstaande tabel. De ramingen voor de „dekking in %” moeten voor iedere instrumentcategorie het aandeel aangeven van de effecten als percentage van de totale emissie dat volgens de rapportageregels in de overeenkomstige rubrieken moet worden gerapporteerd. In het veld „commentaar” kan een korte beschrijving worden opgenomen. NCB's moeten ook eventuele wijzigingen in de dekking aangeven als gevolg van het toetreden tot de Monetaire Unie.

     

    Dekking in %

    Commentaar

    Emissies in euro/nationale denominaties

    Lokale denominatie

    KS

     

     

    LS

     

     

    BA

     

     

    Euro/nationale denominaties m.u.v. de lokale valuta inclusief ECU

    KS

     

     

    LS

     

     

    In overige valuta's

    KS

     

     

    LS

     

     

    KS

    =

    kortlopende schuldbewijzen.

    LS

    =

    langlopende schuldbewijzen.

    BA

    =

    beursgenoteerde aandelen.

    Sectie 4: Vereisten voor de Bank voor internationale betalingen

    De rapportageverplichtingen voor de BIB zijn gelijk aan die van de NCB's zoals uiteengezet in de secties 1 tot en met 3, met uitzondering van het volgende:

    Tabel 4

    Blok B-rapportageformulier voor de BIB

     

    RW-INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES

    Uitstaande bedragen

    Bruto-emissies

    Aflossingen

     

    B1

    B2

    B3

    9.   KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

    Totaal

    S577

    S642

    S707

    NCB

    S578

    S643

    S708

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S579

    S644

    S709

    OFI's

    S580

    S645

    S710

    waarvan LFI

    S581

    S646

    S711

    Financiële hulpbedrijven

    S582

    S647

    S712

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S583

    S648

    S713

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S584

    S649

    S714

    Niet-financiële vennootschappen

    S585

    S650

    S715

    Centrale overheid

    S586

    S651

    S716

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S587

    S652

    S717

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S588

    S653

    S718

    Internationale organisaties

    S589

    S654

    S719

     

     

     

     

    10.   LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

    Totaal

    S590

    S655

    S720

    NCB

    S591

    S656

    S721

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S592

    S657

    S722

    OFI's

    S593

    S658

    S723

    waarvan LFI

    S594

    S659

    S724

    Financiële hulpbedrijven

    S595

    S660

    S725

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S596

    S661

    S726

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S597

    S662

    S727

    Niet-financiële vennootschappen

    S598

    S663

    S728

    Centrale overheid

    S599

    S664

    S729

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S600

    S665

    S730

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S601

    S666

    S731

    Internationale organisaties

    S602

    S667

    S732

     

     

     

     

    10.1.   waarvan vastrentende emissies:

    Totaal

    S603

    S668

    S733

    NCB

    S604

    S669

    S734

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S605

    S670

    S735

    OFI's

    S606

    S671

    S736

    waarvan LFI

    S607

    S672

    S737

    Financiële hulpbedrijven

    S608

    S673

    S738

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S609

    S674

    S739

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S610

    S675

    S740

    Niet-financiële vennootschappen

    S611

    S676

    S741

    Centrale overheid

    S612

    S677

    S742

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S613

    S678

    S743

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S614

    S679

    S744

    Internationale organisaties

    S615

    S680

    S745

     

     

     

     

    10.2.   waarvan emissies met variabele rente:

    Totaal

    S616

    S681

    S746

    NCB

    S617

    S682

    S747

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S618

    S683

    S748

    OFI's

    S619

    S684

    S749

    waarvan LFI

    S620

    S685

    S750

    Financiële hulpbedrijven

    S621

    S686

    S751

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S622

    S687

    S752

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S623

    S688

    S753

    Niet-financiële vennootschappen

    S624

    S689

    S754

    Centrale overheid

    S625

    S690

    S755

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S626

    S691

    S756

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S627

    S692

    S757

    Internationale organisaties

    S628

    S693

    S758

     

     

     

     

    10.3.   waarvan nulcouponobligaties:

    Totaal

    S629

    S694

    S759

    NCB

    S630

    S695

    S760

    MFI's m.u.v. centrale banken

    S631

    S696

    S761

    OFI's

    S632

    S697

    S762

    waarvan LFI

    S633

    S698

    S763

    Financiële hulpbedrijven

    S634

    S699

    S764

    Financiële instellingen binnen concernverband

    S635

    S700

    S765

    Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

    S636

    S701

    S766

    Niet-financiële vennootschappen

    S637

    S702

    S767

    Centrale overheid

    S638

    S703

    S768

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    S639

    S704

    S769

    Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

    S640

    S705

    S770

    Internationale organisaties

    S641

    S706

    S771

     

     

     

     

    Looptijd van emissies

    Met betrekking tot de looptijd beschouwt de BIB alle euro commercial paper (ECP) en overig in euro luidend papier in een kortlopend programma als kortlopende instrumenten, en alle instrumenten uitgegeven in een langlopend programma als langlopende instrumenten, ongeacht hun oorspronkelijke looptijd.

    Sectoruitsplitsing van emittenten

    De BIB volgt de identificatie tussen de uitsplitsing naar sectoren van emittenten die beschikbaar zijn in de BIB-database en die welke gevraagd worden in de rapportageformulieren, zoals in de tabel hierna wordt aangegeven.

    Sectoruitsplitsing in BIB-database

     

    Classificatie in rapportageformulieren

    Centrale bank

    NCB en ECB

    Handelsbanken

    MFI's

    OFI

    OFI's

    Centrale overheid

    Centrale overheid

    Overige overheid

    Overheidsinstellingen

    Deelstaatoverheid en lagere overheid

    Vennootschappen

    Niet-financiële vennootschappen

    Internationale instellingen

    Internationale instellingen (rest van de wereld)

    Indeling van emissies

    De volgende instrumenten in de BIB-database worden ingedeeld als schuldbewijzen in de statistieken van effectenemissies:

    depositocertificaten,

    commercial paper,

    schatkistbiljetten,

    obligaties,

    euro commercial paper,

    medium-term notes,

    overig kortlopend papier.

    Waardering

    De bestaande waarderingsregels van de BIB zijn faciale waarde voor schuldbewijzen en uitgiftekoers voor beursgenoteerde aandelen.

    De BIB rapporteert aan de ECB alle in euro/nationale denominaties luidende emissies door RW-ingezetenen (blok B) in US-dollar met behulp van de wisselkoers aan het einde van de periode voor uitstaande bedragen en de periodegemiddelde wisselkoers voor emissies en aflossingen. De ECB rekent alle gegevens om in euro met behulp van hetzelfde beginsel zoals in eerste instantie door de BIB toegepast. Met betrekking tot perioden vóór 1 januari 1999 moet de wisselkoers tussen de ECU en de US-dollar als substituut worden gebruikt.”


    (1)  Indien rapporteurs een methodologische kwestie tegenkomen die niet expliciet in dit richtsnoer is opgenomen, moeten zij het herziene Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 2010) toepassen, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

    (2)  „Overige valuta's” heeft betrekking op alle overige valuta's, met inbegrip van de nationale valuta's van niet-eurogebiedlidstaten.

    (3)  Schuldbewijzen m.u.v. aandelen hebben betrekking op „effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten”.

    (4)  Netto-emissies zijn alleen vereist indien NCB's geen bruto-emissies of aflossingen kunnen indienen.

    (5)  Beursgenoteerde aandelen hebben betrekking op „beursgenoteerde aandelen, exclusief aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen en geldmarktfondsen”.

    (6)  Zie punt 2.07 van het ESR 2010.

    (7)  In de praktijk worden schuldbewijzen niet door pensioenfondsen uitgegeven.

    (8)  Zie punt 2.17 tot en met punt 2.20 van het ESR 2010.

    (9)  Zie punt 5.102 van het ESR 2010.

    (10)  Categorie F.3 van het ESR 2010.

    (11)  Categorie F.511 van het ESR 2010.

    (12)  Categorie F.512 van het ESR 2010.

    (13)  Categorie F.519 van het ESR 2010.

    (14)  Blok A voor NCB's en blok B voor de BIB.

    (15)  Niet gedefinieerd als een financiële transactie; zie punt 5.158 en 6.59 van het ESR 2010, en sectie 5 b) van dit deel.

    (16)  Transactie op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt wordt niet bestreken door deze statistieken.

    (17)  Beschouwd als twee financiële transacties; zie punt 5.96 en 6.25 van het ESR 2010, en sectie 5 a), ii) van dit deel.

    (18)  Transacties op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt, wordt niet bestreken door deze statistieken.

    (19)  Voor meer details over de definitie van „faciale waarde”, „marktwaarde” en „nominale waarde” zie punt 5.90, 7.38 en 7.39 van het ESR 2010.

    (20)  Sinds 1 januari 1999 is geen wisselkoerswaardering vereist voor in euro luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (onderdeel van blok A), en worden in euro/nationale denominaties luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (resterende deel van blok A) volgens de onherroepelijke omrekeningskoersen van 31 december 1998 omgezet in euro.

    (21)  Zie punt 6.64 van het ESR 2010.


    Naar boven