EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32014R1163

Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41)

PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht: Dezehandelingisgewijzigd. Huidige geconsolideerde versie: 01/01/2020

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/1163/oj

31.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/23


VERORDENING (EU) Nr. 1163/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 22 oktober 2014

betreffende een vergoeding voor toezicht

(ECB/2014/41)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), inzonderheid artikel 4, lid 3, tweede alinea, artikel 30 en artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Gezien de publieksraadpleging en analyse die overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn uitgevoerd,

Overwegende:

(1)

Verordening (EU) nr. 1024/2013 richt een Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme op (GTM) dat bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en nationale bevoegde autoriteiten (NBA's).

(2)

Op grond van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is de ECB verantwoordelijk voor de effectieve en consistente werking van het GTM tegenover alle kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings in alle eurogebiedlidstaten, alsook in niet-eurogebiedlidstaten die een nauwe samenwerking aangaan met de ECB. De regels en procedures die de samenwerking regelen tussen de ECB en de NBA's binnen het GTM en de samenwerking met nationale aangewezen autoriteiten, zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (2).

(3)

Artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 bepaalt dat de ECB een jaarlijkse vergoeding voor toezicht aanrekent aan de in de deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen en aan bijkantoren die door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling zijn gevestigd in een deelnemende lidstaat. De door de ECB aangerekende vergoedingen moeten de uitgaven van de ECB dekken, en deze niet te boven gaan, in verband met de taken die krachtens de artikelen 4 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen zijn.

(4)

De jaarlijkse vergoeding voor toezicht moet een bedrag zijn dat jaarlijks betaald moet worden door alle binnen het GTM onder toezicht staande in de deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen en bijkantoren die door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd.

(5)

Binnen het GTM worden de toezichtverantwoordelijkheden van de ECB en iedere NBA op basis van de significantie van de onder toezicht staande entiteiten toegewezen.

(6)

De ECB heeft directe toezichtbevoegdheid ten aanzien van in deelnemende lidstaten gevestigde belangrijke kredietinstellingen, financiële holdings en gemengde financiële holdings, en ten aanzien van in deelnemende lidstaten gevestigde bijkantoren van in niet-deelnemende lidstaten gevestigde, belangrijke kredietinstellingen.

(7)

De ECB ziet tevens toe op de werking van het GTM, hetgeen alle kredietinstellingen omvat, belangrijke of minder belangrijke. De ECB is bij uitsluiting bevoegd ten aanzien van alle in de deelnemende lidstaten gevestigde kredietinstellingen om entiteiten een vergunning te verstrekken voor het uitoefenen van de werkzaamheden van een kredietinstelling, vergunningen in te trekken en verwervingen en afstotingen van gekwalificeerde deelnemingen in kredietinstellingen te beoordelen.

(8)

De NBA's zijn verantwoordelijk voor het directe toezicht op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten, zulks onverminderd de ECB-bevoegdheid tot het uitoefenen van direct toezicht in specifieke gevallen indien de consistente toepassing van hoge toezichtnormen zulks vereist. Bij de toewijzing van het middels de vergoedingen voor toezicht aan de categorieën belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met deze verdeling van toezichtverantwoordelijkheden binnen het GTM en de gerelateerde uitgaven van de ECB.

(9)

De ECB is ingevolge artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 gehouden om middels verordeningen en besluiten gedetailleerde operationele regelingen voor de uitvoering van de haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken bekend te maken.

(10)

In overeenstemming met artikel 30, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 worden de vergoedingen gebaseerd op objectieve criteria met betrekking tot het belang en het risicoprofiel van de betrokken kredietinstellingen, inclusief risicogewogen activa.

(11)

De vergoedingen worden berekend op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten. Dit betekent dat, indien kredietinstellingen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep die is gevestigd in de deelnemende lidstaten, één vergoeding berekend en betaald zal worden op groepsniveau.

(12)

Bij de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht wordt geen rekening gehouden met in niet-deelnemende lidstaten gevestigde dochterondernemingen. Dienaangaande, en teneinde de relevante vergoedingsfactoren van een onder toezicht staande groep vast te stellen, worden gesubconsolideerde gegevens verstrekt voor alle dochterondernemingen en vestigingen die de moederonderneming in deelnemende lidstaten controleert. De kosten van het opstellen van dergelijke gesubconsolideerde gegevens kunnen echter hoog zijn en om die reden moeten onder toezicht staande entiteiten in staat zijn een keuze te maken voor een vergoeding die is berekend op basis van de gegevens die op het hoogste niveau van consolidatie binnen de deelnemende lidstaten, inclusief in niet-deelnemende lidstaten gevestigde dochterondernemingen, zijn verschaft, ook indien dit zou resulteren in een hogere vergoeding.

(13)

De instellingen die zijn genoemd in artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) worden uitgesloten van de aan de ECB toevertrouwde toezichthoudende taken op grond van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en dientengevolge zal de ECB geen vergoedingen aan hen opleggen.

(14)

Een verordening is algemeen toepasselijk, verbindend in al haar onderdelen en direct toepasselijk in alle eurogebiedlidstaten. Een verordening is derhalve het juiste rechtsinstrument voor de vaststelling van praktische regelingen voor de tenuitvoerlegging van artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

(15)

Overeenkomstig artikel 30, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, laat deze verordening het recht van NBA's vergoedingen overeenkomstig nationaal recht aan te rekenen onverlet en — voor zover toezichttaken niet aan de ECB zijn opgedragen, of met betrekking tot kosten van samenwerking met en ondersteuning van de ECB en handelend op haar instructies — overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en met inachtneming van de regeling ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1024/2013, met name de artikelen 6 en 12 daarvan,

HEEFT DEZE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   Deze verordening bepaalt:

a)

de berekeningsregeling inzake het totale aan onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen aan te rekenen bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht;

b)

de berekeningsmethodologie en -criteria van het door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep te dragen bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht;

c)

de procedure voor inning door de ECB van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht;

2.   Het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht omvat de jaarlijkse vergoeding voor toezicht ten aanzien van iedere belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteit of groep, welk bedrag de ECB berekent op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten.

Artikel 2

Definities

In deze verordening gelden, tenzij anders bepaald, de definities die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1024/2013 en Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), en tevens de volgende definities:

1.   „jaarlijkse vergoeding voor toezicht”: de door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep verschuldigde vergoeding, berekend overeenkomstig de regeling zoals bedoeld in artikel 10, lid 6;

2.   „jaarlijkse kosten”: het bedrag zoals bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, dat de ECB moet verhalen middels de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht voor een specifieke vergoedingsperiode;

3.   „schuldenaar van de vergoeding”: de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde een vergoeding betalende kredietinstelling of het een vergoeding betalende bijkantoor, waaraan de vergoedingskennisgeving is geadresseerd;

4.   „vergoedingsfactoren”: gegevens ten aanzien van een zoals in artikel 10, lid 3, onder a), bedoelde onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep die gebruikt worden voor de berekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht;

5.   „vergoedingskennisgeving”: een kennisgeving die de jaarlijkse vergoeding voor toezicht vastlegt die verschuldigd is door en wordt uitgereikt aan de betrokken schuldenaar van de vergoeding, zulks overeenkomstig deze verordening;

6.   „een vergoeding betalende kredietinstelling”: een in een deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling;

7.   „een vergoeding betalend bijkantoor”: een bijkantoor dat door een in een niet-deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstelling in de deelnemende lidstaten is gevestigd;

8.   „vergoedingsperiode”: een kalenderjaar;

9.   „eerste vergoedingsperiode”: het tijdvak tussen de datum waarop de ECB de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan haar opgedragen taken op zich neemt en het einde van het kalenderjaar waarin de ECB deze taken op zich neemt;

10.   „groep van een vergoeding betalende entiteiten”: i) een onder toezicht staande groep en ii) een aantal een vergoeding betalende bijkantoren die geacht worden één bijkantoor te zijn op grond van artikel 3, lid 3;

11.   „lidstaat”: een Unie-lidstaat;

12.   „totale activa”: de totale waarde van activa zoals bepaald in overeenstemming met artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17). In geval van een groep van een vergoeding betalende entiteiten, omvat totale activa niet de in niet-deelnemende lidstaten en derde landen gevestigde dochterondernemingen;

13.   „totaal van de risicoposten”: het bedrag dat, met betrekking tot een groep van een vergoeding betalende entiteiten en een vergoeding betalende kredietinstelling die geen deel uitmaakt van een groep van een vergoeding betalende entiteiten, is bepaald op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten en is berekend door de toepassing van artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).

Artikel 3

Algemene verplichting tot het betalen van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht

1.   De ECB rekent aan iedere onder toezicht staande entiteit en aan iedere onder toezicht staande groep met betrekking tot iedere vergoedingsperiode een jaarlijkse vergoeding voor toezicht aan.

2.   De jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor iedere onder toezicht staande entiteit en iedere onder toezicht staande groep wordt gespecificeerd in een vergoedingskennisgeving die wordt uitgereikt aan en betaald door de schuldenaar van de vergoeding. De schuldenaar van de vergoeding is de geadresseerde van de vergoedingskennisgeving en van iedere kennisgeving of mededeling van de ECB met betrekking tot vergoedingen voor toezicht. De schuldenaar van de vergoeding is verantwoordelijk voor betaling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.

3.   Twee of meer een vergoeding betalende bijkantoren die door dezelfde kredietinstelling in dezelfde deelnemende lidstaat zijn opgericht, worden als één bijkantoor beschouwd. Een vergoeding betalende bijkantoren van dezelfde kredietinstelling die zijn gevestigd in verschillende deelnemende lidstaten worden niet als één bijkantoor beschouwd.

4.   Een vergoeding betalende bijkantoren worden voor de doeleinden van deze verordening geacht los te staan van dochterondernemingen van dezelfde kredietinstelling die zijn gevestigd in dezelfde deelnemende lidstaat.

Artikel 4

Schuldenaar van de vergoeding

1.   De schuldenaar van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht:

a)

is de, een vergoeding betalende kredietinstelling, in geval van een vergoeding betalende kredietinstelling die geen deel uitmaakt van een onder toezicht staande groep;

b)

is het een vergoeding betalend bijkantoor, in geval van een vergoeding betalend bijkantoor dat niet gecombineerd wordt met een ander een vergoeding betalend bijkantoor;

c)

wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van lid 2, in geval van een onder toezicht staande groep van een vergoeding betalende entiteiten.

2.   Onverminderd de regelingen met betrekking tot de toerekening van kosten binnen een groep van een vergoeding betalende entiteiten, wordt een groep van een vergoeding betalende entiteiten behandeld als één eenheid. Iedere groep van een vergoeding betalende entiteiten wijst voor de hele groep een schuldenaar van de vergoeding aan en stelt de ECB in kennis van de identiteit van deze schuldenaar van de vergoeding. De schuldenaar van de vergoeding is gevestigd in een deelnemende lidstaat. Die kennisgeving wordt slechts als geldig beschouwd indien:

a)

deze de namen vermeldt van alle onder toezicht staande entiteiten van de groep die de kennisgeving bestrijkt;

b)

deze is ondertekend namens alle onder toezicht staande entiteiten van de groep;

c)

deze de ECB uiterlijk 1 juli van ieder jaar bereikt, opdat daarmee rekening gehouden kan worden voor de uitreiking van de vergoedingskennisgeving voor de volgende vergoedingsperiode.

Indien meer dan één kennisgeving per groep van een vergoeding betalende entiteiten de ECB tijdig bereikt, telt de kennisgeving die de ECB het kortst voor de uiterste termijn ontvangt.

3.   Ongeacht lid 2 behoudt de ECB zich het recht voor de schuldenaar van de vergoeding vast te stellen.

DEEL II

UITGAVEN EN KOSTEN

Artikel 5

Jaarlijkse kosten

1.   De jaarlijkse kosten vormen de grondslag voor de vaststelling van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht en worden verhaald middels de betaling van die jaarlijkse vergoedingen voor toezicht.

2.   Het bedrag van de jaarlijkse kosten wordt vastgesteld op basis van het bedrag van de jaarlijkse uitgaven waartoe behoren uitgaven die de ECB in de betrokken vergoedingsperiode heeft gedaan, die direct of indirect verband houden met haar toezichttaken.

Het totale bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht dekt de uitgaven van de ECB in verband met haar toezichttaken in de betrokken vergoedingsperiode, maar gaat deze uitgaven niet te boven.

3.   Bij de vaststelling van de jaarlijkse kosten houdt de ECB rekening met:

a)

met vorige vergoedingsperiodes verband houdende niet-inbare vergoedingsbedragen;

b)

overeenkomstig artikel 14 ontvangen rentebetalingen;

c)

overeenkomstig artikel 7, lid 3, ontvangen of terugbetaalde bedragen;

Artikel 6

Raming en vaststelling van de jaarlijkse kosten

1.   Onverminderd haar rapportageverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 berekent de ECB aan het einde van ieder kalenderjaar de geraamde jaarlijkse kosten met betrekking tot de vergoedingsperiode voor het volgende jaar.

2.   Binnen vier maanden na afloop van iedere vergoedingsperiode stelt de ECB de werkelijke jaarlijkse kosten voor die vergoedingsperiode vast.

3.   De geraamde en werkelijke jaarlijkse kosten vormen de basis voor de in artikel 9, lid 1 bedoelde berekening van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht.

DEEL III

VASTSTELLING VAN DE JAARLIJKSE VERGOEDING VOOR TOEZICHT

Artikel 7

Nieuwe onder toezicht staande entiteiten of statuswijziging

1.   Indien een onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep slechts voor een deel van de vergoedingsperiode onder toezicht staat, wordt de jaarlijkse vergoeding voor toezicht berekend op basis van het aantal volledige maanden van de vergoedingsperiode gedurende welke de onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep onder toezicht staat.

2.   Indien, gevolg gevend aan een daartoe strekkend ECB-besluit, de status van een onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep wijzigt, d.w.z. van belangrijk in minder belangrijk, of vice versa, wordt de jaarlijkse vergoeding voor toezicht berekend op basis van het aantal maanden gedurende welke de onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep op de laatste dag van de maand een belangrijke of minder belangrijke entiteit of groep was.

3.   Indien het aangerekende bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht afwijkt van het overeenkomstig lid 1 of 2 berekende bedrag van de vergoeding, effectueert de ECB een terugbetaling aan de schuldenaar van de vergoeding, of reikt een door de schuldenaar van de vergoeding te betalen aanvullende rekening uit.

Artikel 8

Opsplitsing van jaarlijkse kosten tussen belangrijke en minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten

1.   Ter berekening van de door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht worden de jaarlijkse kosten in twee delen opgesplitst, één voor iedere categorie van onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen, en wel als volgt:

a)

de op belangrijke onder toezicht staande entiteiten te verhalen kosten;

b)

de op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten te verhalen kosten;

2.   De opsplitsing van de jaarlijkse kosten overeenkomstig lid 1 wordt uitgevoerd op basis van de kosten die zijn toegerekend aan de betreffende functies die het directe toezicht uitoefenen op belangrijke onder toezicht staande entiteiten en het indirecte toezicht op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten.

Artikel 9

Aan te rekenen bedrag

1.   Het totale bedrag van de door de ECB aan te rekenen jaarlijkse vergoedingen voor toezicht is de som van:

a)

de geraamde jaarlijkse kosten voor de lopende vergoedingsperiode die zijn gebaseerd op de goedgekeurde begroting voor de vergoedingsperiode;

b)

overschotten of tekorten uit de voorgaande vergoedingsperiode die zijn vastgesteld door de werkelijke jaarlijkse ten aanzien van de vorige vergoedingsperiode gemaakte kosten af te trekken van de geraamde jaarlijkse kosten die met betrekking tot de voorgaande vergoedingsperiode worden aangerekend.

2.   De ECB bepaalt ten aanzien van iedere categorie van onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen het totaalbedrag dat wordt aangerekend via de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht en publiceert dit op haar website voor 30 april van de betreffende vergoedingsperiode.

Artikel 10

Door onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht

1.   De jaarlijkse vergoeding voor toezicht, die verschuldigd is door van iedere belangrijke onder toezicht staande entiteit of belangrijke onder toezicht staande groep, wordt vastgesteld door het bedrag dat wordt aangerekend aan de categorie belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen toe te rekenen aan de individuele belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen, zulks op basis van hun vergoedingsfactoren.

2.   De jaarlijkse vergoeding voor toezicht, die verschuldigd is door iedere minder belangrijke onder toezicht staande entiteit of minder belangrijke onder toezicht staande groep, wordt vastgesteld door het bedrag dat wordt aangerekend aan de categorie minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen toe te rekenen aan de individuele minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen, zulks op basis van hun vergoedingsfactoren.

3.   De vergoedingsfactoren op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten wordt op de volgende grondslag berekend.

a)

De vergoedingsfactoren voor de vaststelling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht met betrekking tot iedere onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep worden gevormd door het bedrag op de referentiedatum van:

i)

totale activa;

ii)

het totaal van de risicoposten. In geval van een vergoeding betalend bijkantoor wordt een totaal van de risicoposten van nul aangenomen.

b)

De gegevens aangaande de vergoedingsfactoren worden vastgesteld en verzameld overeenkomstig een ECB-besluit waarin de toepasselijke methodologie en procedures uiteengezet worden. Dit besluit wordt gepubliceerd op de website van de ECB.

c)

Ten behoeve van de berekening van vergoedingsfactoren dienen onder toezicht staande groepen doorgaans activa van in niet-deelnemende lidstaten en derde landen gevestigde dochterondernemingen uit te sluiten. Onder toezicht staande groepen kunnen beslissen dergelijke activa niet uit te sluiten ten aanzien van de berekening van vergoedingsfactoren.

d)

Voor onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen die op grond van artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 als minder belangrijk geclassificeerd worden, bedraagt de vergoedingsfactor voor de totale activa niet meer dan 30 miljard EUR.

e)

De voor de vergoedingsfactoren toegepaste relatieve weging is:

i)

totale activa: 50 %;

ii)

het totaal van de risicoposten: 50 %.

4.   De schuldenaren van de vergoeding verstrekken de vergoedingsfactoren met als referentiedatum 31 december van het voorgaande jaar en dienen ten behoeve van de berekening door de ECB van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht de vereiste gegevens aan het einde van de werkdag 1 juli van het jaar volgende op de bedoelde referentiedatum, of op de volgende werkdag indien 1 juli geen werkdag is, in bij de betrokken NBA. Indien onder toezicht staande entiteiten hun jaarrekening opstellen op basis van een boekhoudkundige jaarultimo die afwijkt van het kalenderjaar, mogen de schuldenaren van de vergoeding vergoedingsfactoren aanleveren met als referentiedatum hun boekhoudkundige jaarultimo. NBA's dienen deze gegevens overeenkomstig door de ECB vastgestelde procedures in bij de ECB. De som van de totale activa van alle schuldenaren van de vergoeding en de som van het totaal van de risicoposten van alle schuldenaren van de vergoeding worden op de ECB-website bekendgemaakt.

5.   Indien een schuldenaar van een vergoeding de vergoedingsfactoren niet aanlevert, bepaalt de ECB de vergoedingsfactoren in overeenstemming met de in het ECB-besluit uiteengezette methodologie. Het niet aanleveren van vergoedingsfactoren zoals voorzien in lid 4 van dit artikel wordt beschouwd als een inbreuk op deze verordening.

6.   De berekening van de door iedere schuldenaar van de vergoeding te betalen jaarlijkse vergoeding voor toezicht wordt als volgt uitgevoerd.

a)

De jaarlijkse vergoeding voor toezicht is de som van de minimumvergoedingscomponent en de variabele vergoedingscomponent.

b)

De minimumvergoedingscomponent wordt berekend als een vast percentage van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht voor iedere categorie onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen, zoals bepaald overeenkomstig de artikelen 8 en 9. Voor de categorie belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen is het vaste percentage 10 %. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle schuldenaren van de vergoeding. Voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen met totale activa ten belope van 10 miljard EUR of lager wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd. Voor de categorie minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen is het vaste percentage 10 %. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle schuldenaren van de vergoeding. De minimumvergoedingscomponent vormt de ondergrens van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht per schuldenaar van de vergoeding.

c)

De variabele vergoedingscomponent is het verschil tussen het totale bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht voor iedere categorie onder toezicht staande entiteiten, zoals bepaald overeenkomstig de artikelen 8 en 9 en de minimumvergoedingscomponent voor dezelfde categorie. De variabele vergoedingscomponent wordt toegerekend aan individuele schuldenaren van de vergoeding in iedere categorie, zulks overeenkomstig het aandeel van iedere schuldenaar van de vergoeding in de som van de gewogen vergoedingsfactoren van alle schuldenaren van de vergoeding, zoals vastgesteld overeenkomstig lid 3.

De ECB bepaalt de door iedere schuldenaar van de vergoeding te betalen jaarlijkse vergoeding voor toezicht op basis van de conform de voorgaande leden uitgevoerde berekening en de vergoedingsfactoren die in overeenstemming met lid 4 van dit artikel zijn verschaft. De jaarlijkse te betalen vergoeding voor toezicht wordt aan de schuldenaar van de vergoeding bekendgemaakt door middel van de vergoedingskennisgeving.

DEEL IV

SAMENWERKING MET NBA'S

Artikel 11

Samenwerking met NBA's

1.   De ECB pleegt overleg met de NBA's alvorens een besluit te nemen over het definitieve niveau van de vergoeding, teneinde ervoor te zorgen dat het toezicht voor alle betrokken kredietinstellingen en bijkantoren kostenefficiënt en redelijk blijft. Daartoe ontwikkelt de ECB in samenwerking met de NBA's een geschikt communicatiekanaal, en past dat toe.

2.   NBA's staan de ECB bij in de aanrekening van vergoeding, indien de ECB zulks verzoekt.

3.   In geval van kredietinstellingen in een deelnemende niet-eurogebiedlidstaat, wiens nauwe samenwerking met de ECB noch opgeschort of beëindigd werd, vaardigt de ECB voor de NBA van die lidstaat instructies uit aangaande de verzameling van vergoedingsfactoren en de facturatie van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.

DEEL V

FACTURATIE

Artikel 12

Vergoedingskennisgeving

1.   De ECB reikt jaarlijks ten aanzien van iedere schuldenaar van de vergoeding een vergoedingskennisgeving uit.

2.   De vergoedingskennisgeving bepaalt de middelen van betaling voor de jaarlijkse vergoeding voor toezicht. De schuldenaar van de vergoeding voldoet aan de in de vergoedingskennisgeving vastgelegde vereisten voor de betaling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht.

3.   Het uit hoofde van de vergoedingskennisgeving verschuldigde bedrag dient door de schuldenaar van de vergoeding betaald te worden binnen 35 dagen na de uitreikingsdatum van de vergoedingskennisgeving.

Artikel 13

Notificatie van de vergoedingskennisgeving

1.   De schuldenaar van de vergoeding is verantwoordelijk voor het actualiseren van de contactgegevens voor de overlegging van de vergoedingskennisgeving en stelt de ECB in kennis van iedere wijziging van de contactgegevens (d.w.z. naam, functie, organisatorische eenheid, adres, emailadres, telefoonnummer, fax). De schuldenaar van de vergoeding stelt de ECB uiterlijk 1 juli van iedere vergoedingsperiode in kennis van wijzigingen van de contactgegevens. Deze contactgegevens verwijzen naar een natuurlijke persoon of, bij voorkeur, naar een functie binnen de organisatie van de schuldenaar van de vergoeding.

2.   De ECB verstuurt de vergoedingskennisgeving op één van de volgende wijzen: a) elektronisch of met een vergelijkbaar communicatiemiddel, b) per fax, c) per expreskoeriersdienst, d) per aangetekende post met een formulier voor ontvangstbevestiging, e) door betekening of aflevering door overhandiging. De vergoedingskennisgeving is zonder handtekening geldig.

Artikel 14

Rente in geval van niet-betaling

Onverminderd andere de ECB ter beschikking staande verhaalsmogelijkheden, in geval van gedeeltelijke betaling, niet-betaling of niet-naleving van de in de vergoedingskennisgeving vastgestelde betalingsvoorwaarden, is rente verschuldigd op dagelijkse basis op het uitstaande bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht tegen het rentetarief voor basis-herfinancieringstransacties van de ECB plus 8 procentpunten met ingang van de datum waarop de betaling verschuldigd was.

DEEL VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Sancties

In geval van inbreuk op deze verordening kan de ECB sancties opleggen aan de onder toezicht staande entiteiten, zulks overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad (5), aangevuld door Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

Artikel 16

Overgangsbepalingen

1.   De vergoedingskennisgeving voor de eerste vergoedingsperiode wordt tegelijkertijd uitgereikt met de vergoedingskennisgeving voor de vergoedingsperiode 2015.

2.   Opdat de ECB de aanrekening van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht kan initiëren, wijst iedere groep van een vergoeding betalende entiteiten de schuldenaar van de vergoeding voor de groep aan en stelt de ECB uiterlijk op 31 december 2014 overeenkomstig artikel 4, lid 2, in kennis van de identiteit van de schuldenaar van de vergoeding.

3.   De schuldenaar van de vergoeding overlegt de in artikel 13, lid 1, vermelde gegevens voor het eerst uiterlijk 1 maart 2015.

Artikel 17

Verslag en evaluatie

1.   Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, dient de ECB ieder jaar bij het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Commissie en de Eurogroep een rapport in betreffende de beoogde ontwikkeling van de structuur en het bedrag van de jaarlijkse vergoedingen voor toezicht.

2.   De ECB evalueert deze verordening voor 2017, met name aangaande de methodologie en de berekeningscriteria van de jaarlijkse aan iedere onder toezicht staande entiteit en groep aan te rekenen vergoedingen voor toezicht.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 oktober 2014.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(4)  Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de ECB om sancties op te leggen (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4).


Naar boven