EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32016O0032

Richtsnoer (EU) 2016/2299 van de Europese Centrale Bank van 2 november 2016 tot wijziging van Richtsnoer (EU) 2016/65 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2016/32)

PB L 344 van 17.12.2016, blz. 117–122 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2016/2299/oj

17.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/117


RICHTSNOER (EU) 2016/2299 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 november 2016

tot wijziging van Richtsnoer (EU) 2016/65 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2016/32)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 3.1, eerste streepje, artikel 9.2, artikel 12.1, artikel 14.3, artikel 18.2, en artikel 20, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op alle voor Eurosysteemkrediettransacties beleenbare activa zijn specifieke risicobeheersingsmaatregelen van toepassing om het Eurosysteem te beschermen tegen financiële schade wanneer het onderpand te gelde moet worden gemaakt vanwege wanbetaling van een wederpartij. Ten gevolge van de regelmatige herziening van het risicobeheersingskader van het Eurosysteem moeten meerdere wijzigingen uitgevoerd worden om adequate bescherming te waarborgen.

(2)

Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/35) (1) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 1

Op beleenbare verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages

1.   Overeenkomstig deel vier, titel VI van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) zijn op verhandelbare activa surpluspercentages van toepassing, zoals bedoeld in artikel 2, punt 97, van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), waarbij de niveaus zijn vastgelegd in tabellen 2 en 2 bis van de bijlage bij dit richtsnoer.

2.   Het surpluspercentage voor een specifiek activum hangt af van de volgende factoren:

a)

de in artikel 2 vastgelegde surpluspercentagecategorie waarin het activum is ondergebracht;

b)

de restlooptijd of de gewogen gemiddelde restlooptijd van het activum, zoals vastgelegd in artikel 3;

c)

de activumcouponstructuur, en

d)

de kredietkwaliteitscategorie waartoe het activum behoort.”.

2)

In artikel 2 worden punten b) en c) als volgt vervangen:

„b)

schuldbewijzen uitgegeven door lokale en regionale overheid, door het Eurosysteem als agentschappen ingedeelde entiteiten, multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties, alsook instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)-conforme gedekte obligaties van het Jumbo-type, worden in surpluspercentagecategorie II ondergebracht;

c)

Icbe's-conforme gedekte obligaties, met uitzondering van gedekte obligaties van het Jumbo-type, overige gedekte obligaties en door niet-financiële vennootschappen uitgegeven schuldbewijzen worden in surpluspercentagecategorie III ondergebracht;”.

3)

Artikel 3 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 3

Surpluspercentages voor verhandelbare activa

1.   De surpluspercentages voor de in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV ondergebrachte verhandelbare activa worden als volgt vastgesteld:

a)

de onderbrenging van het specifieke activum in kredietkwaliteitscategorie 1, 2 of 3;

b)

de activumrestlooptijd, zoals bepaald in lid 2;

c)

de activumcouponstructuur, zoals bepaald in lid 2;

2.   Voor in de surpluspercentagecategorieën I tot en met IV ondergebrachte verhandelbare activa hangt het toepasselijke surpluspercentage als volgt af van de restlooptijd en de couponstructuur:

a)

voor verhandelbare activa met nulcoupons en vastrentende coupons wordt het toepasselijke surpluspercentage vastgesteld op basis van tabel 2 in de bijlage bij dit richtsnoer. De relevante looptijd voor de vaststelling van het surpluspercentage is de activumrestlooptijd;

b)

voor verhandelbare activa met variabele coupons wordt hetzelfde surpluspercentage toegepast als op verhandelbare activa met een vaste couponrente in restlooptijdsegment van nul tot en met één jaar, met uitzondering van de volgende gevallen:

i)

variabele coupons met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende coupons en de activumrestlooptijd is de voor het surpluspercentage toe te passen relevante looptijd;

ii)

variabele coupons met een eurogebiedinflatie-index als referentie-interestvoet worden behandeld als vastrentende coupons en de activumrestlooptijd is de voor het surpluspercentage toe te passen relevante looptijd;

iii)

variabele coupons met een bodem die niet gelijk is aan nul en/of variabele coupons met een plafond worden als vastrentende coupons behandeld;

c)

het op activa met meerdere typen couponstructuren toegepaste surpluspercentage hangt slechts af van de gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur en is gelijk aan het hoogste surpluspercentage toegepast op een verhandelbaar activum met dezelfde restlooptijd en kredietkwaliteitscategorie. Elk type gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur kan hiervoor in aanmerking genomen worden.

3.   Voor in surpluspercentagecategorie V ondergebrachte verhandelbare activa worden, ongeacht hun couponstructuur, de surpluspercentages vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde activumrestlooptijd zoals uiteengezet in leden 4 en 5. De surpluspercentages die van toepassing zijn op in categorie V ondergebrachte verhandelbare activa, zijn vastgelegd in tabel 2 bis in de bijlage bij dit richtsnoer.

4.   De gewogen gemiddelde restlooptijd van de seniortranche van een effect op onderpand van activa is naar schatting de verwachte gewogen gemiddelde tijd tot de gedane terugbetaling voor die tranche. Voor behouden gemobiliseerde effecten op onderpand van activa gaat de berekening van de gewogen gemiddelde restlooptijd ervan uit dat de call options van de emittent niet zullen worden uitgeoefend.

5.   Binnen het kader van lid 4 betekent „behouden gemobiliseerde effecten op onderpand van activa” de effecten op onderpand van activa voor meer dan 75 % van het uitstaande nominale bedrag aangewend door een wederpartij die het effect op onderpand van activa heeft uitgegeven of door entiteiten die nauw verbonden zijn met de initiator. Die nauwe banden worden overeenkomstig artikel 138 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) vastgesteld.”.

4)

Artikel 5, lid 5, wordt als volgt vervangen:

„5.   Op niet-verhandelbare retailschuldbewijzen met hypothecair onderpand is een surpluspercentage van 36,5 % van toepassing.”.

5)

Artikel 5, lid 7, wordt als volgt vervangen:

„7.   Op iedere onderliggende kredietvordering in de coverpool van door niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekte beleenbare kredietvorderingen (hierna „DECC” genoemd) is op individueel niveau een surpluspercentage van toepassing volgens de hierboven in leden 1 tot en met 4 bedoelde regels. De totale waarde van de onderliggende kredietvorderingen in de coverpool is na de toepassing van het surpluspercentage steeds gelijk aan of hoger dan de waarde van de uitstaande DECC-hoofdsom. De DECC wordt niet-beleenbaar geacht, indien de totale waarde lager uitvalt dan de in de vorige zin bedoelde drempel.”.

6)

De bijlage bij dit richtsnoer vervangt de bijlage bij Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35).

Artikel 2

Inwerkingtreding en uitvoering

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

2.   De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de nodige maatregelen om te voldoen aan dit richtsnoer en passen die maatregelen met ingang van 1 januari 2017 toe. Zij stellen de ECB uiterlijk op 5 december 2016 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 2 november 2016.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35) (PB L 14 van 21.1.2016, blz. 30).


BIJLAGE

De bijlage bij Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35) wordt als volgt vervangen:

„BIJLAGE

Tabel 1

Surpluspercentagecategorieën voor beleenbare verhandelbare activa op basis van het emittenttype en/of activumtype

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Categorie V

door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen

ECB-schuldbewijzen

door nationale centrale banken (NCB's) voor de aannemingsdatum van de euro in hun respectieve lidstaat uitgegeven schuldbewijzen

door lokale en regionale overheden uitgegeven schuldbewijzen

schuldbewijzen uitgegeven door entiteiten die het Eurosysteem als agentschap heeft ingedeeld

door multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties uitgegeven schuldbewijzen

Icbe's-conforme gedekte obligaties van het Jumbo-type

icbe's-conforme gedekte obligaties, met uitzondering van icbe-conforme gedekte obligaties van het Jumbo-type

overige gedekte obligaties

door niet-financiële vennootschappen en vennootschappen in de overheidssector uitgegeven schuldbewijzen

door kredietinstellingen uitgegeven ongedekte schuldbewijzen

door financiële vennootschappen, m.u.v. kredietinstellingen, uitgegeven ongedekte schuldinstrumenten

effecten op onderpand van activa


Tabel 2

Op beleenbare verhandelbare activa in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV toegepaste surpluspercentageniveaus

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (*1)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

Categorieën 1 en 2

[0-1)

0,5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

7,5

7,5

[1-3)

1,0

2,0

1,5

2,5

2,0

3,0

10,0

10,5

[3-5)

1,5

2,5

2,5

3,5

3,0

4,5

13,0

13,5

[5-7)

2,0

3,0

3,5

4,5

4,5

6,0

14,5

15,5

[7-10)

3,0

4,0

4,5

6,5

6,0

8,0

16,5

18,0

[10,∞)

5,0

7,0

8,0

10,5

9,0

13,0

20,0

25,5

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (*1)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

Categorie 3

[0-1)

6,0

6,0

7,0

7,0

8,0

8,0

13,0

13,0

[1-3)

7,0

8,0

9,5

13,5

14,5

15,0

22,5

25,0

[3-5)

9,0

10,0

13,5

18,5

20,5

23,5

28,0

32,5

[5-7)

10,0

11,5

14,0

20,0

23,0

28,0

30,5

35,0

[7-10)

11,5

13,0

16,0

24,5

24,0

30,0

31,0

37,0

[10,∞)

13,0

16,0

19,0

29,5

24,5

32,0

31,5

38,0


Tabel 2 bis

Op beleenbare verhandelbare activa in surpluspercentagecategorie V toegepaste surpluspercentageniveaus

 

 

Categorie V

Kredietkwaliteit

Gewogen gemiddelde restlooptijd (WAL) (*2)

Surpluspercentage

Categorieën 1 en 2 (AAA tot en met A-)

[0-1)

4,0

[1-3)

4,5

[3-5)

5,0

[5-7)

9,0

[7-10)

13,0

[10,∞)

20,0


Tabel 3

Op beleenbare kredietvorderingen met vaste rentes toegepaste surpluspercentageniveaus

 

Waarderingsmethodologie

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (*3)

Vaste rente en een waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en waardering overeenkomstig een door de NCB toegewezen uitstaand bedrag

Categorieën 1 en 2 (AAA tot en met A-)

[0-1)

10,0

12,0

[1-3)

12,0

16,0

[3-5)

14,0

21,0

[5-7)

17,0

27,0

[7-10)

22,0

35,0

[10,∞)

30,0

45,0

 

Waarderingsmethodologie

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (*3)

Vaste rente en waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en waardering overeenkomstig een door de NCB toegewezen uitstaand bedrag

Categorie 3 (BBB+ tot en met BBB-)

[0-1)

17,0

19,0

[1-3)

28,5

33,5

[3-5)

36,0

45,0

[5-7)

37,5

50,5

[7-10)

38,5

56,5

[10,∞)

40,0

63,0


(*1)  I.e. [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

(*2)  I.e. [0-1) WAL korter dan één jaar, [1-3) WAL gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

(*3)  i.e. [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.”.


Naar boven