EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 02014D0029(01)-20170822

Geconsolideerde tekst: Besluit van de Europese Centrale Bank van 2 juli 2014 betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 680/2014 en (EU) 2016/2070 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben (ECB/2014/29) (2014/477/EU)

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/477/2017-08-22

02014D0029(01) — NL — 22.08.2017 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

▼M1

BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 juli 2014

betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 680/2014 en (EU) 2016/2070 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben (ECB/2014/29) (2014/477/EU)

▼B

(PB L 214 van 19.7.2014, blz. 34)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

BESLUIT (EU) 2017/1493 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 3 augustus 2017

  L 216

23

22.8.2017




▼B

▼M1

BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 juli 2014

betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 680/2014 en (EU) 2016/2070 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben (ECB/2014/29) (2014/477/EU)



Artikel 1

Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 21 van de GTM-kaderverordening stelt dit besluit procedures vast aangaande de indiening bij de ECB van gegevens die de onder toezicht staande entiteiten op basis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 van de Commissie ( 1 ) aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben.

▼B

Artikel 2

Definities

Binnen het kader van dit besluit zijn de in de GTM-kaderverordening vastgelegde definities van toepassing.

▼M1

Artikel 3

Inleverdata

1.  Nationale bevoegde autoriteiten dienen op de volgende inleverdata de in artikel 1 genoemde gegevens in bij de ECB die onder toezicht staande entiteiten aan hun gerapporteerd hebben:

1) uiterlijk 12 uur 's middags Midden-Europese tijd (MET) ( 2 ) op de tiende werkdag volgende op de betrokken inleverdata zoals bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 en artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 met betrekking tot:

a) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op het hoogste consolidatieniveau rapporteren binnen de deelnemende lidstaten;

b) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep;

c) onder toezicht staande entiteiten die overeenkomstig het criterium van de drie belangrijkste kredietinstellingen in hun lidstaat als belangrijk aangemerkt zijn en die hetzij op geconsolideerde basis rapporteren, hetzij op individuele basis indien zij niet gehouden zijn op geconsolideerde basis te rapporteren;

d) overige onder toezicht staande entiteiten die hetzij op geconsolideerde basis rapporteren, hetzij op individuele basis indien zij niet gehouden zijn op geconsolideerde basis te rapporteren, en welke entiteiten zijn opgenomen op de lijst van instellingen die overeenkomstig artikel 2 van Besluit EBA/DC/2015/130 van de Europese Bankautoriteit ( 3 ) en artikel 2 van Besluit EBA/DC/2016/156 van de Europese Bankautoriteit ( 4 ) aan de Europese Bankautoriteit (EBA) moeten rapporteren;

2) uiterlijk aan het einde van de 25e werkdag volgende op de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 en artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 bedoelde betrokken inleverdata met betrekking tot:

a) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op geconsolideerde en gesubconsolideerde basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

b) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep en die op individuele basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

c) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op het hoogste consolidatieniveau rapporteren binnen de deelnemende lidstaten, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

d) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

4) uiterlijk aan het einde van de 35e werkdag volgende op de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 en artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 bedoelde betrokken inleverdata met betrekking tot:

a) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op geconsolideerde en gesubconsolideerde basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig de punten 1 en 2 zijn ingediend;

b) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep en die op individuele basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend.

2.  In afwijking van lid 1 dienen de nationale bevoegde autoriteiten op de volgende inleverdata de in artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 bedoelde gegevens bij de ECB in:

1) uiterlijk 12 uur 's middags MET op de tiende werkdag volgende op 11 november van elk kalenderjaar met betrekking tot:

a) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op het hoogste consolidatieniveau rapporteren binnen de deelnemende lidstaten;

b) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep;

c) onder toezicht staande entiteiten die overeenkomstig het criterium van de drie belangrijkste kredietinstellingen in hun lidstaat als belangrijk aangemerkt zijn en die hetzij op geconsolideerde basis rapporteren, hetzij op individuele basis indien zij niet gehouden zijn op geconsolideerde basis te rapporteren;

d) overige onder toezicht staande entiteiten die hetzij op geconsolideerde basis rapporteren, hetzij op individuele basis indien zij niet gehouden zijn op geconsolideerde basis te rapporteren, welke entiteiten overeenkomstig artikel 2 van Besluit EBA/DC/2016/156 zijn opgenomen op de lijst van instellingen die aan de EBA moeten rapporteren;

2) uiterlijk aan het einde van de 25e werkdag volgende op 11 november van elk kalenderjaar met betrekking tot:

a) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op geconsolideerde en gesubconsolideerde basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

b) belangrijke onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep en die op individuele basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

c) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op het hoogste consolidatieniveau rapporteren binnen de deelnemende lidstaten, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

d) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend;

3) uiterlijk aan het einde van de 35e werkdag volgende op 11 november van elk kalenderjaar met betrekking tot:

a) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die op geconsolideerde en gesubconsolideerde basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig de punten 1 en 2 zijn ingediend;

b) minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep en die op individuele basis rapporteren, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig punt 1 zijn ingediend.

▼B

Artikel 4

Gegevenskwaliteitscontroles

▼M1

1.  Nationale bevoegde autoriteiten monitoren en beoordelen de kwaliteit en betrouwbaarheid van de aan de ECB verstrekte gegevens. Nationale bevoegde autoriteiten passen de door de EBA ontwikkelde, bijgewerkte en bekendgemaakte valideringsregels toe. Nationale bevoegde autoriteiten voeren tevens aanvullende gegevenskwaliteitscontroles uit die de ECB in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten ontwikkeld heeft.

▼B

2.  Naast het voldoen aan de valideringsregels en de kwaliteitscontroles worden de gegevens overeenkomstig de volgende aanvullende minimumnormen voor nauwkeurigheid ingediend:

a) indien toepasselijk, verstrekken nationale bevoegde autoriteiten informatie inzake door de ingediende gegevens aangeduide ontwikkelingen, en

b) de informatie moet volledig zijn: op bestaande leemtes moet gewezen worden, en aan de ECB uitgelegd en moeten, indien toepasselijk, onverwijld opgevuld worden.

Artikel 5

Kwalitatieve informatie

1.  Indien de gegevenskwaliteit voor een bepaalde tabel in de taxonomie niet gewaarborgd kan worden, verstrekken nationale bevoegde autoriteiten de ECB onverwijld de dienovereenkomstige toelichting.

2.  Bovendien communiceren nationale bevoegde autoriteiten aan de ECB de redenen voor ingediende belangrijke herzieningen.

Artikel 6

Specificatie van het toezendingsformaat

▼M1

1.  Nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de in dit besluit vermelde gegevens overeenkomstig de relevante Data Point Model and eXtensible Business Reporting Language taxonomy die de EBA heeft ontwikkeld, bijgewerkt en bekendgemaakt.

▼B

2.  De onder toezicht staande entiteiten worden in de betrokken toezending middels de „(pre-) Legal Entity Identifier” geïdentificeerd.

Artikel 7

Eerste rapportagereferentiedata

1.  De eerste in artikel 3, lid 1 omschreven rapportagereferentiedata zijn de in artikel 8.8.1 van Besluit EBA/DC/090 vastgestelde data.

2.  31 december 2014 is de in artikel 3, lid 2, 3 en 4 omschreven eerste rapportagereferentiedatum.

▼M1

Artikel 7 bis

Eerste rapportage na vankrachtwording van Besluit (EU) 2017/1493 van de Europese Centrale Bank (ECB/2017/23)

1.  Overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1493 van de Europese Centrale Bank (ECB/2017/23) ( 5 ) dienen nationale bevoegde autoriteiten de aan hun overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 gerapporteerde gegevens in, te beginnen op de eerste inleverdata volgende op de vankrachtwording van dat besluit.

2.  Overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 1, onder d), en te beginnen op de eerste inleverdata volgende op de vankrachtwording van Besluit (EU) 2017/1493 (ECB/2017/23), dienen nationale bevoegde autoriteiten de gegevens in die aan hun overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 zijn gerapporteerd door instellingen die krachtens artikel 2 van Besluit EBA/DC/2016/156 zijn opgenomen op de lijst van instellingen die aan de EBA moeten rapporteren.

▼B

Artikel 8

Overgangsbepaling

1.  Voor de 2014-rapportagereferentiedatum zijn de in artikel 3, lid 1 omschreven verzendingsdatums voor nationale bevoegde autoriteiten de in artikel 8.8.2 van Besluit EBA/DC/090 vastgestelde verzendingsdatums.

2.  Met ingang van de rapportagereferentiedatum 31 december 2014 tot de rapportagereferentiedatum 31 december 2015 zijn de in artikel 3, lid 3 omschreven verzendingsdatums voor nationale bevoegde autoriteiten het einde van de 30e werkdag volgende op de dag waarop de onder toezicht staande entiteiten bij de nationale bevoegde autoriteiten gegevens ingediend hebben.

3.  Voor 4 november 2014 dienen de nationale bevoegde autoriteiten bij de ECB de in artikel 1 bedoelde gegevens in inzake:

a) op onder toezicht staande groepen en onder toezicht staande entiteiten waarop de alomvattende beoordeling overeenkomstig Besluit ECB/2014/3 ( 6 ) van toepassing is;

b) overige in een deelnemende lidstaat gevestigde onder toezicht staande groepen en onder toezicht staande entiteiten, indien opgenomen in de lijst van instellingen waarop rapportage aan de EBA van toepassing is, zulks overeenkomstig artikel 3 van Besluit EBA/DC/090.

Artikel 9

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten.



( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2070 van de Commissie van 14 september 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor sjablonen, definities en IT-oplossingen die door de instellingen moeten worden gebruikt bij de rapportage aan de Europese Bankautoriteit en de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met artikel 78, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 2.12.2016, blz. 1).

( 2 ) MET houdt ook rekening met de omschakeling naar Midden Europese Zomertijd.

( 3 ) Besluit EBA/DC/2015/130 van de Europese Bankautoriteit van 23 september 2015 betreffende rapportage door bevoegde autoriteiten aan de EBA. Beschikbaar op de EBA-website onder: www.eba.europa.eu

( 4 ) Besluit EBA/DC/2016/156 van de Europese Bankautoriteit van 31 mei 2016 betreffende gegevens voor benchmarking door toezichthouders. Beschikbaar op de EBA-website onder: www.eba.europa.eu

( 5 ) Besluit (EU) 2017/1493 van de Europese Centrale Bank van 3 augustus 2017 houdende wijziging van Besluit ECB/2014/29 betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben (ECB/2017/23) (PB L 216 van 22.8.2017, blz. 23).

( 6 ) Besluit van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2014 inzake de vaststelling van de kredietinstellingen die onderworpen worden aan de uitgebreide beoordeling (ECB/2014/3) (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 107).

Naar boven