EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32000Y0627(02)

Advies van de Europese Centrale Bank van 16 juni 2000 op verzoek van de Raad van de Europese Unie ex artikel 123, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende voorstellen voor drie verordeningen van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1103/97 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2866/98 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen (CON/00/12)

PB C 177 van 27.6.2000, blz. 11–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

32000Y0627(02)

Advies van de Europese Centrale Bank van 16 juni 2000 op verzoek van de Raad van de Europese Unie ex artikel 123, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende voorstellen voor drie verordeningen van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1103/97 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2866/98 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen (CON/00/12)

Publicatieblad Nr. C 177 van 27/06/2000 blz. 0011 - 0012


Advies van de Europese Centrale Bank

van 16 juni 2000

op verzoek van de Raad van de Europese Unie ex artikel 123, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende voorstellen voor drie verordeningen van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1103/97 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2866/98 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen

(CON/00/12)

(2000/C 177/06)

1. Op 7 juni 2000 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) van de Raad van de Europese Unie een verzoek om een advies over voorstellen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (COM(2000) 346 def. van 30 mei 2000) voor drie verordeningen van de Raad tot wijziging van, achtereenvolgens, Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro (hierna aangeduid als "Verordening I"), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1103/97 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (hierna aangeduid als "Verordening II") en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2866/98 over de omrekeningskoersen tussen de euro en de munteenheden van de lidstaten die de euro aannemen (hierna aangeduid als "Verordening III").

2. De bevoegdheid van de ECB om een advies uit te brengen is gebaseerd op artikel 123, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna aangeduid als "Verdrag"). Ex artikel 17.5, eerste zin, van het reglement van orde van de ECB, is dit advies aangenomen door de raad van bestuur van de ECB.

3. De ECB neemt nota van het feit, dat de goedkeuring door de Raad van de drie ontwerp-verordeningen van de Raad slechts afhangt van de vaststelling door laatstgenoemde, dat Griekenland voldoet aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de eenheidsmunt en dat de Griekse derogatie wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2001. Teneinde deze vaststelling te vergemakkelijken, heeft de ECB ex artikel 122, lid 2, van het Verdrag in mei 2000 een convergentieverslag gepubliceerd.

4. Gezien het feit dat de drie ontwerp-verordeningen van de Raad elkaar aanvullen, verwelkomt de ECB het, dat deze op 1 januari 2001 gelijktijdig in werking treden.

5. De ECB verwelkomt de voorstellen voor Verordening I en Verordening II, die beogen te verzekeren dat de twee verordeningen van de Raad, die deel uitmaken van het juridische kader inzake de euro en waarover de voorloper van de ECB, het Europees Monetair Instituut, werd geraadpleegd(1) - Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro(2) en Verordening (EG) nr. 1103/97 van de Raad van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro(3) - volledig toepasselijk zijn op Griekenland.

6. Het amendement in artikel 2 van Verordening I noopt tot aanpassing van de verwijzing in artikel 1, vierde gedachtestreepje, van deze verordening en vervanging van de zinsnede "tweede zin" door de zinsnede "derde zin". Een alternatieve oplossing hiervoor ware het plaatsen van een puntkomma tussen de voorgestelde eerste en tweede zin van artikel 1, lid 2, van Verordening I.

7. Artikel 9 van Verordening I bepaalt dat bankbiljetten en muntstukken, die in een nationale munteenheid luiden, vanaf de laatste dag vóór de inwerkingtreding van Verordening I binnen hun territoriale grenzen hun hoedanigheid van wettig betaalmiddel behouden. Overeenkomstig de situatie van de lidstaten die de euro op 1 januari 1999 hebben aangenomen, ware het, om redenen van juridische duidelijkheid, verkieslijk inzake Griekenland te expliciteren, dat bankbiljetten en muntstukken die in de nationale munteenheid luiden, vanaf de laatste dag vóór de aanneming van de euro door Griekenland, i.e. 31 december 2000, binnen hun territoriale grenzen hun hoedanigheid van wettig betaalmiddel behouden. Zulks zou een wijziging van het bovengenoemde artikel 9 wettigen.

8. De ECB verwelkomt het voorstel voor Verordening III, dat beoogt de omrekeningskoers tussen de euro en de Griekse drachme onherroepelijk vast te stellen op de spilkoers van de Griekse drachme in het wisselkoersmechanisme (ERM II), i.e. 1 EUR = 340,750 GRD. De ECB heeft geen bezwaar tegen aanneming van de verordening enkele maanden voordat Griekenland de euro daadwerkelijk aanneemt. Vaststelling van de omrekeningskoers van de Griekse drachme in een verordening, die algemene toepassing vindt en in al haar onderdelen juridisch verbindend is, verzekert dat deze koers, net als de omrekeningskoersen van de munteenheden van de andere deelnemende lidstaten, vanaf 1 januari 2001 rechtstreeks toepasselijk is op alle rechtsinstrumenten die betrekking hebben op de munteenheid van Griekenland.

9. Dit advies wordt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen gepubliceerd.

Gedaan te Frankfurt am Main, 16 juni 2000.

De President van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB C 205 van 5.7.1997, blz. 18.

(2) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

(3) PB L 162 van 19.6.1997, blz. 1.

Naar boven