EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32016D0019

Besluit (EU) 2016/1162 van de Europese Centrale Bank van 30 juni 2016 inzake de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie binnen het kader van strafrechtelijke onderzoeken (ECB/2016/19)

PB L 192 van 16.7.2016, blz. 73–76 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2016/1162/oj

16.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/73


BESLUIT (EU) 2016/1162 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 30 juni 2016

inzake de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie binnen het kader van strafrechtelijke onderzoeken (ECB/2016/19)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 12.3,

Gezien Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (1), en met name artikel 23 en artikel 23 bis,

Overwegende:

(1)

Met de oprichting van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) kunnen zowel de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale bevoegde autoriteiten (NBA's) van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten verzoeken ontvangen om openbaarmaking van vertrouwelijke informatie die tot stand kwam, of werd ontvangen, binnen het kader van de uitvoering van hun toezichttaken en -verantwoordelijkheden.

(2)

Krachtens artikel 136 van Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (2) verzoekt de ECB de betreffende NBA de zaak voor te leggen aan de bevoegde autoriteiten ten behoeve van onderzoek en mogelijk strafrechtelijke vervolging op basis van nationaal recht, indien de ECB bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (3), reden heeft om te vermoeden dat er een strafbaar feit is gepleegd.

(3)

NBA's en nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten werken samen aangaande de toegang tot vertrouwelijke informatie inzake onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen, zoals bedoeld in artikel 2, lid 20, en artikel 2, lid 21, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), zulks overeenkomstig het nationale recht. Het nationale recht bepaalt in verregaande mate de voorwaarden voor die samenwerking en de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie aan nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten. Het Unierecht heeft evenwel bepaalde implicaties voor de voorwaarden volgens welke de door de bevoegde autoriteiten, waaronder de ECB, binnen het GTM aangehouden vertrouwelijke informatie op verzoek van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten aan hun geopenbaard mag worden. Die Unierechtbepalingen stipuleren bijvoorbeeld het beginsel van loyale samenwerking, de beginselen van samenwerking te goeder trouw en de verplichte informatie-uitwisseling binnen het GTM, de verplichting tot persoonsgegevensbescherming en de verplichting inzake het beroepsgeheim.

(4)

Die voorwaarden kunnen in beginsel ook van toepassing zijn op de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie die verband houdt met monetair beleid en andere ESCB/Eurosysteemtaken, zulks naast het van toepassing zijn op de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie die verband houdt met de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken, waaronder de informatie die een NBA aanhoudt wanneer zij de ECB assisteert bij de uitoefening van ECB-taken uit hoofde van die verordening.

(5)

De ECB moet het beroepsgeheim in stand houden en de werking en de onafhankelijkheid van de ECB handhaven. Bovendien moet de ECB het openbaar belang en bepaalde privébelangen blijvend respecteren, waaronder de niet-openbaarmaking van bepaalde documenten of informatie, indien die openbaarmaking die belangen zou ondermijnen. Deze taken mogen er evenwel niet toe leiden dat de ECB in geen geval aan nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten vertrouwelijke informatie mag openbaren waarop het beroepsgeheim van toepassing is.

(6)

Unierecht bepaalt dat vertrouwelijkheid van bepaalde informatie of documenten beschermd moet worden, waaronder persoonsgegevens en, met enige uitzonderingen, verbiedt openbaarmaking van vertrouwelijke informatie of documenten aan derden. Krachtens de in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgelegde regels inzake het beroepsgeheim mogen met name vertrouwelijke gegevens, waarvan „personen beroepshalve kennis krijgen, en die werken voor of gewerkt hebben voor bevoegde autoriteiten en auditors of deskundigen die handelen namens bevoegde autoriteiten”, uitsluitend in een samengevatte of geaggregeerde vorm openbaar worden gemaakt, zodat individuele kredietinstellingen niet kunnen worden geïdentificeerd, onverminderd het op die gevallen toepasselijke strafrecht.

(7)

Krachtens artikel 37.2 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en de ECB moet wetgeving van de Unie waarbij een geheimhoudingsplicht wordt opgelegd van toepassing zijn op personen die toegang hebben tot gegevens welke vallen onder die wetgeving.

(8)

Unierecht omvat nog geen procedureel kader voor het beheer van door de ECB, NBA's of nationale centrale banken (NCB's) van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten ontvangen verzoeken om vertrouwelijke informatie die verband houdt met de krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken, waaronder informatie die een NBA of NCB aanhoudt bij het assisteren van de ECB tijdens de uitoefening van ECB-taken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013, dan wel verband houdend met monetair beleid en overige met het ESCB/Eurosysteem verband houdende taken. De toepassing van nationale procedurele regels die op die verzoeken van toepassing zijn, moet evenwel stroken met de algemene beginselen van Unierecht, met name het beginsel van loyale samenwerking, en het beginsel van samenwerking te goeder trouw en de verplichte informatie-uitwisseling zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1024/2013. Overeenkomstig Unierecht zou de ECB het dienaangaande verwelkomen indien zij wordt geraadpleegd inzake of geïnformeerd over, al naargelang, door een NBA of NCB ontvangen verzoeken van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten om vertrouwelijke informatie die verband houdt met de krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken, waaronder informatie die een NBA of NCB aanhoudt bij het assisteren van de ECB tijdens de uitoefening van ECB-taken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013, dan wel verband houdend met monetair beleid en overige met het ESCB/Eurosysteem verband houdende taken.

(9)

Dit besluit moet niet van toepassing zijn op verzoeken om toegang tot informatie aangaande personen die een arbeidsrelatie met de ECB hebben, of een directe of indirecte contractuele relatie met de ECB voor de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten.

(10)

Dit besluit moet derhalve de voorwaarden bepalen die de ECB toepast aangaande de openbaarmaking door NBA's en NCB's aan nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten van vertrouwelijke informatie die verband houdt met de krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken, dan wel met monetair beleid en overige met het ESCB/Eurosysteem verband houdende taken en het daarmee verbonden procedurele kader.

(11)

Het Compliance and Governance Office van de ECB coördineert binnen de ECB verzoeken om toegang tot documenten die binnen de werkingssfeer van dit besluit vallen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Binnen het kader van dit besluit gelden de volgende definities:

a)   „vertrouwelijke informatie”: enige vertrouwelijke informatie, waaronder informatie waarop regels inzake gegevensbescherming, het beroepsgeheim, de beroepsgeheimregels zoals bedoeld in Richtlijn 2013/36/EU van toepassing zijn, dan wel documenten die uit hoofde van de ECB-vertrouwelijkheidsregeling die de classificatie „ECB-CONFIDENTIAL” of „ECB-SECRET” hebben, en met uitsluiting van informatie aangaande personen die een arbeidsrelatie met de ECB hebben, of een directe of indirecte contractuele relatie met de ECB voor de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten;

b)   „nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit”: een nationale autoriteit die bevoegdheid aangaande strafrechtelijke aangelegenheden heeft;

c)   „nationale bevoegde autoriteit” (NBA): zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013. Deze betekenis doet geen afbreuk aan nationaalrechtelijke regelingen waarbij bepaalde toezichttaken zijn toegewezen aan een NCB die niet is aangemerkt als een NBA. Aangaande die regelingen, een verwijzing naar een NBA in dit besluit is tevens een verwijzing naar de NCB met betrekking tot de haar bij nationaal recht opgedragen toezichttaken.

Artikel 2

Door de ECB van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten ontvangen verzoeken

1.   Op verzoek van een nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit kan de ECB vertrouwelijke door haar aangehouden informatie die verband houdt met de krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken, dan wel met monetair beleid en overige met het ESCB/Eurosysteem verband houdende taken, onder de volgende voorwaarden aan een NBA of NCB verstrekken voor openbaarmaking aan de betreffende nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit:

a)

bij de beantwoording van een dergelijk verzoek verbindt de betrokken NBA of NCB zich ertoe namens de ECB op treden;

b)

hetzij: i) uit hoofde van Unie- of nationaal recht is het expliciet verplicht die informatie te openbaren aan een nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit; ii) het betrokken rechtskader staat de openbaarmaking van die vertrouwelijke informatie toe en om de openbaarmaking van die informatie te weigeren ontbreken dwingende redenen die verband houden met de noodzaak de Uniebelangen te vrijwaren, dan wel om verstoring van de werking en de onafhankelijkheid van de ECB te vermijden, met name doordat de vervulling van haar taken in gevaar komt;

c)

de betrokken NBA of NCB verbindt zich ertoe dat zij de verzoekende nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit zal verzoeken dat deze garandeert dat de verstrekte vertrouwelijke informatie wordt beschermd tegen publieke openbaring.

2.   Lid 1 laat enige specifieke bepaling van Unie- of nationaal recht aangaande de openbaarmaking van die vertrouwelijke informatie, onverlet.

Artikel 3

Verzoeken van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten ontvangen door een NBA of NCB

1.   De ECB verzoekt een NBA of NCB ermee in te stemmen dat na ontvangst van een verzoek van een nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit om openbaring van vertrouwelijke informatie die verband houdt met de krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 aan de ECB opgedragen taken dan wel met monetair beleid of overige met het ESCB/Eurosysteem verband houdende taken, de NCA of NCB indien mogelijk de ECB zal raadplegen over hoe op het verzoek gereageerd moet worden, ongeacht het feit of de ECB, dan wel de betrokken NBA of NCB die informatie aanhoudt. De ECB adviseert of die informatie geopenbaard mag worden en, indien toepasselijk, of in verband met de noodzaak om de belangen van de Unie te vrijwaren, dan wel om verstoring van de werking en de onafhankelijkheid van de ECB te vermijden, er dwingende redenen zijn om de openbaring van de vertrouwelijke informatie te weigeren. De ECB adviseert de NBA of NCB mits de ECB tijdig wordt geraadpleegd voordat de NBA of de NCB een definitief besluit neemt en een eindantwoord op het verzoek verstrekt.

2.   De ECB verzoekt een NBA ermee in te stemmen de ECB tijdig te informeren en, in elk geval, voordat de NBA een eindantwoord verstrekt, over verzoeken om vertrouwelijke informatie die de NBA heeft ontvangen van een nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit betreffende minder belangrijke kredietinstellingen die onder direct toezicht staan van de betrokken NBA binnen het kader van de uitoefening van haar toezichtverantwoordelijkheden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013, zulks indien die NBA van mening is dat de verzochte informatie aanzienlijk is, dan wel indien de openbaarmaking ervan de reputatie van het GTM zou kunnen schaden. Vooraleer de NBA een finaal besluit neemt en een eindantwoord verstrekt aan de nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit, doet de ECB haar uiterste best om binnen de door de betrokken NBA vastgestelde eindtermijn te antwoorden, mits de eindtermijn redelijk is, objectief gerechtvaardigd is en verstrijkt voordat de NBA een eindbesluit neemt en een eindantwoord verstrekt aan de nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteit.

3.   De ECB verzoekt de NBA's en de NCB's ermee in te stemmen dat zij de ECB regelmatig informeren over alle verzoeken van nationale met strafrechtelijke vervolging belaste autoriteiten waarvoor de ECB niet werd geraadpleegd overeenkomstig lid 1, dan wel niet werd geïnformeerd overeenkomstig lid 2, zonder dat zij daar zelf debet aan zijn, en dat zij, indien mogelijk, de ECB informeren over de ingevolge die verzoeken geopenbaarde informatie.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 30 juni 2016.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33.

(2)  Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).


Naar boven